Details
Naam
Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt (vm), Wageningen
Aantal afbeeldingen: 43
IntroductieDe Landbouwuniversiteit Wageningen heeft destijds - soms een beetje met tegenzin van een aantal curatoren - interessante Amsterdamse School-gebouwen laten neerzetten. Martin van der Zwaag laat ons het Laboratorium voor tuinbouwplantenteelt zien.
AdresHaagsteeg 4
Postcode(s)6708 PM
PlaatsWageningen
LandNederland
Vervaardiger C.J. Blaauw (Architect)
Johan Polet (Kunstenaar)
Johan Polet (Kunstenaar)
Datum1921 - 1923
Huidige staatDeels of volledig gerenoveerd
OpdrachtgeverRijks Landbouw Hooge school
Huidige eigenaarDhr. R. Siemens
Oorspronkelijke functieHoger Onderwijsgebouw
Huidige functieBedrijfsverzamelgebouw
Type objectRijksmonument, Gebouw
Monumentnummer522212
AchtergrondDe Rijksbouwmeester TH. Teeuwisse geeft rond 1920 aan architect C. J. Blaauw de opdracht drie laboratoria te ontwerpen voor de Landbouw Hoogeschool te Wageningen. Microbiologie en Plantenfysiologie – Schip van Blaauw – verrijzen op de Wageningse Berg. Tuinbouwplantenteelt wordt gepland in het westelijk deel van Wageningen. De aldaar aanwezige kleigrond maakte deze locatie uitstekend geschikt voor boomgaarden en proeftuinen. De Amsterdamse School, op dat moment nog altijd een relatief nieuwe stroming in de architectuur, is dan met drie grote ontwerpen opeens sterk vertegenwoordigd in Wageningen.
Voordat het definitieve ontwerp voor Tuinbouwplantenteelt werd goedgekeurd, heeft architect C. J. Blaauw een drietal voorontwerpen ingeleverd. Het College van Curatoren keurden de ontwerpen waarschijnlijk af, omdat het geheel te duur zou uitvallen. Beide frontgevels zouden uitgevoerd worden met houten schaaldelen van een bijzonder dure houtsoort. Onnodig en te frivool, oordeelden de curatoren. De curatoren waren overigens in zijn algemeenheid überhaupt niet te spreken over de Amsterdamse School. Met het geven van stevige kritiek hoopte het College van Curatoren vooral het derde bouwwerk van C.J. Blaauw, het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt, nog te kunnen bijsturen. Een belangrijk argument hiervoor zijn de kosten: vergelijkt men alleen al het uiterlijk van de drie laboratoria in Wageningen aan de hand van C.J. Blaauw, valt onmiddellijk op dat Tuinbouwplantenteelt een veel soberder indruk maakt dan Microbiologie en Plantenfysiologie.
Inmiddels is burgemeester H. F. Hesselink van Suchtelen, één van de curatoren, weinig te spreken over de “futuristische stijl”. Maar zo stelt hij in 1921 bijtend: “Ik wil het echter aan mijn gebrekkig ontwikkelde zin voor schoone architectuur wijten, dat ik geen bewondering en nauwelijks waardering voor dien stijl koesteren kan.” Een ander lid van het College, mr. G. L. M. H. Ruys de Beerenbrouck, meent zelfs dat van “Stijl” bij dit ontwerp wel niet gesproken kan worden. Op grond van wat hij heeft gezien bij Microbiologie wenst hij dan ook niet zijn fiat te geven aan het derde ontwerp voor Tuinbouwplantenteelt van C. J. Blaauw.
Uiteindelijk komt dan toch de goedkeuring, met dien verstande dat soberheid geboden is. In 1923 verrijst het laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt aan de Haagsteeg in Wageningen. Soberder uitgevoerd dan Microbiologie en Plantenfysiologie maar onmiskenbaar een prachtig voorbeeld van de bouwstijl: de Amsterdamse School.
Voordat het definitieve ontwerp voor Tuinbouwplantenteelt werd goedgekeurd, heeft architect C. J. Blaauw een drietal voorontwerpen ingeleverd. Het College van Curatoren keurden de ontwerpen waarschijnlijk af, omdat het geheel te duur zou uitvallen. Beide frontgevels zouden uitgevoerd worden met houten schaaldelen van een bijzonder dure houtsoort. Onnodig en te frivool, oordeelden de curatoren. De curatoren waren overigens in zijn algemeenheid überhaupt niet te spreken over de Amsterdamse School. Met het geven van stevige kritiek hoopte het College van Curatoren vooral het derde bouwwerk van C.J. Blaauw, het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt, nog te kunnen bijsturen. Een belangrijk argument hiervoor zijn de kosten: vergelijkt men alleen al het uiterlijk van de drie laboratoria in Wageningen aan de hand van C.J. Blaauw, valt onmiddellijk op dat Tuinbouwplantenteelt een veel soberder indruk maakt dan Microbiologie en Plantenfysiologie.
Inmiddels is burgemeester H. F. Hesselink van Suchtelen, één van de curatoren, weinig te spreken over de “futuristische stijl”. Maar zo stelt hij in 1921 bijtend: “Ik wil het echter aan mijn gebrekkig ontwikkelde zin voor schoone architectuur wijten, dat ik geen bewondering en nauwelijks waardering voor dien stijl koesteren kan.” Een ander lid van het College, mr. G. L. M. H. Ruys de Beerenbrouck, meent zelfs dat van “Stijl” bij dit ontwerp wel niet gesproken kan worden. Op grond van wat hij heeft gezien bij Microbiologie wenst hij dan ook niet zijn fiat te geven aan het derde ontwerp voor Tuinbouwplantenteelt van C. J. Blaauw.
Uiteindelijk komt dan toch de goedkeuring, met dien verstande dat soberheid geboden is. In 1923 verrijst het laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt aan de Haagsteeg in Wageningen. Soberder uitgevoerd dan Microbiologie en Plantenfysiologie maar onmiskenbaar een prachtig voorbeeld van de bouwstijl: de Amsterdamse School.
BeschrijvingTyperend voor de expressionistische architectuur is de horizontale lijn. Deze vernieuwing was mogelijk, doordat de nieuwe constructies met gebruikmaking van gewapend beton en staal konden worden gerealiseerd. Het was nu mogelijk een venster in een bakstenen muur breder te maken dan de hoogte. Bij bestudering van zowel de voor- als de achtergevel van Tuinbouwplantenteelt is dat aspect ondanks de sobere uitvoering erg aanwezig. De horizontale lijn wordt nog eens versterkt door gebruikmaking van de zogenaamde laddervensters en de duidelijk waarneembare daklijn.
Een tweede belangrijk aspect van de Amsterdamse School-stijl is de nadruk die men legt op de twee – en driedimensionale vormgeving van de gevels van een gebouw. Zo ook hier. Ondanks de sobere uitvoering is toch getracht de gevels zowel voor als achter de nodige plasticiteit mee te geven. In de eerste plaats is dit zichtbaar door het verspringen van het middenstuk( met hoofdingang) ook de achtergevel vertoont deze uitstulping/verspringing. Niet één strakke saaie lijn maar een lijn met een duidelijke onderbreking. Door gebruik te maken van een donkere steensoort met vrij diep aangebrachte lint- en stootvoegen wordt een grote mate van plasticiteit verkregen
De architecten van de Amsterdamse School hebben trouwens een sterke voorkeur voor de donkere mondsteen of kromme klinker. Een donkere steen die bij het bakken te dicht bij de mond van het vuurkanaal heeft gelegen. Daardoor is hij hard gebakken, kromgetrokken, voorzien soms van “aanbaksels” en heeft zo een ruw en ambachtelijk aandoend uiterlijk verkregen. Leden van de Amsterdamse School hechtten veel waarde aan de individuele fantasie van de kunstenaar. Het gebouw dient opgevat te worden als een sculptuur waaraan voortdurend geschaafd moet worden. Gevolg hiervan is een sterk decoratief karakter. Architecten van de Amsterdamse School maakten dan ook volop gebruik van bijvoorbeeld parabool– of trapeziumvormen waarin ramen en deuropeningen ontworpen zijn. Zie ook alhier. De hoofdingang is gevat in een zuivere paraboolvorm, voorzien van prachtige - gerestaureerde - glas-in-loodramen. Na 100 jaar nog steeds een geweldige eye-catcher.
Nog een belangrijk kenmerk van de Amsterdamse School is de manier waarop meerdere kunstvormen worden samengebracht tot een samenhangend architectonisch geheel: het zogeheten Gesamtkunstwerk. Ook stelden Amsterdamse School-kunstenaars hoge eisen aan ambachtelijk handwerk en materiaalkeuze.
Ook bij Tuinbouwplantenteelt zowel in ex- als interieur zijn daar prachtige voorbeelden van te zien. Opvallend is bijvoorbeeld het beeldhouwwerk boven de hoofdingang van Johan Polet. Decoratief en constructief tevens gebruikt als sluitsteen bij de paraboolvorm. Voorwaar een elegante oplossing. Dezelfde beelden of in ieder geval dezelfde soort beelden treffen we aan bij Microbiologie. De detaillering van het beeld, boven de entree van Tuinbouwplantenteelt is geïnspireerd door oosterse kunst. Het beeld heeft een maskervorm. De hoekige vormen symboliseren de ratio. (Het is evident dat in het gebouw, het laboratorium, de ratio een belangrijke plaats inneemt).
Hoewel niet overvloedig is ook het siersmeedwerk aanwezig bij Tuinbouwplantenteelt. De voordeur en met name de entree is voorzien van een prachtig stukje vakmanschap. In het verleden was bij de ingang van Tuinbouwplantenteelt een brug met hek geplaatst. Helaas is in de loop der jaren de brug met hekwerk verdwenen. Het hek was destijds een prachtig voorbeeld van ambachtelijk siersmeedwerk. De schoorsteen is nog wel aanwezig en bij nauwkeurige observatie is nog siersmeedwerk te ontdekken.
Een tweede belangrijk aspect van de Amsterdamse School-stijl is de nadruk die men legt op de twee – en driedimensionale vormgeving van de gevels van een gebouw. Zo ook hier. Ondanks de sobere uitvoering is toch getracht de gevels zowel voor als achter de nodige plasticiteit mee te geven. In de eerste plaats is dit zichtbaar door het verspringen van het middenstuk( met hoofdingang) ook de achtergevel vertoont deze uitstulping/verspringing. Niet één strakke saaie lijn maar een lijn met een duidelijke onderbreking. Door gebruik te maken van een donkere steensoort met vrij diep aangebrachte lint- en stootvoegen wordt een grote mate van plasticiteit verkregen
De architecten van de Amsterdamse School hebben trouwens een sterke voorkeur voor de donkere mondsteen of kromme klinker. Een donkere steen die bij het bakken te dicht bij de mond van het vuurkanaal heeft gelegen. Daardoor is hij hard gebakken, kromgetrokken, voorzien soms van “aanbaksels” en heeft zo een ruw en ambachtelijk aandoend uiterlijk verkregen. Leden van de Amsterdamse School hechtten veel waarde aan de individuele fantasie van de kunstenaar. Het gebouw dient opgevat te worden als een sculptuur waaraan voortdurend geschaafd moet worden. Gevolg hiervan is een sterk decoratief karakter. Architecten van de Amsterdamse School maakten dan ook volop gebruik van bijvoorbeeld parabool– of trapeziumvormen waarin ramen en deuropeningen ontworpen zijn. Zie ook alhier. De hoofdingang is gevat in een zuivere paraboolvorm, voorzien van prachtige - gerestaureerde - glas-in-loodramen. Na 100 jaar nog steeds een geweldige eye-catcher.
Nog een belangrijk kenmerk van de Amsterdamse School is de manier waarop meerdere kunstvormen worden samengebracht tot een samenhangend architectonisch geheel: het zogeheten Gesamtkunstwerk. Ook stelden Amsterdamse School-kunstenaars hoge eisen aan ambachtelijk handwerk en materiaalkeuze.
Ook bij Tuinbouwplantenteelt zowel in ex- als interieur zijn daar prachtige voorbeelden van te zien. Opvallend is bijvoorbeeld het beeldhouwwerk boven de hoofdingang van Johan Polet. Decoratief en constructief tevens gebruikt als sluitsteen bij de paraboolvorm. Voorwaar een elegante oplossing. Dezelfde beelden of in ieder geval dezelfde soort beelden treffen we aan bij Microbiologie. De detaillering van het beeld, boven de entree van Tuinbouwplantenteelt is geïnspireerd door oosterse kunst. Het beeld heeft een maskervorm. De hoekige vormen symboliseren de ratio. (Het is evident dat in het gebouw, het laboratorium, de ratio een belangrijke plaats inneemt).
Hoewel niet overvloedig is ook het siersmeedwerk aanwezig bij Tuinbouwplantenteelt. De voordeur en met name de entree is voorzien van een prachtig stukje vakmanschap. In het verleden was bij de ingang van Tuinbouwplantenteelt een brug met hek geplaatst. Helaas is in de loop der jaren de brug met hekwerk verdwenen. Het hek was destijds een prachtig voorbeeld van ambachtelijk siersmeedwerk. De schoorsteen is nog wel aanwezig en bij nauwkeurige observatie is nog siersmeedwerk te ontdekken.
InterieurEén van de meest opvallende zaken bij binnenkomst is het prachtige glas-in-loodwerk van de voordeur. Het creëert een prachtig/krachtig effect in de hal van Tuinbouwplantenteelt. Een schitterend onderdeel van het Gesamtkunstwerk. Glas in lood geldt binnen de stroming van de Amsterdamse School niet alleen als expressieve vorm om een ruimte te verfraaien, maar glas bezit ook de eigenschap de ruimte op een transparante manier te ontsluiten. Door het reliëf van het glas wordt binnenvallend licht gebroken en verspreidt het zich over de ruimte. Composities voor glas-en-loodramen moeten ruimtelijkheid en beweging uitdrukken. Kleurencombinaties zijn vaak groen met rood en zwart , of paars met goud en zwart. Deze beweeglijke en kleurrijke interieurkunst komt vooral in luxueuze en ruime omgeving en gebouwen, waaronder de laboratoria van C. J. Blaauw in Wageningen, tot zijn recht.
Een tweede opvallende aspect in het interieur van Tuinbouwplantenteelt is de aandacht voor het detail en het grote vakmanschap van de ambachtslieden. Prachtig tegelwerk in de hal, uitgevoerd in zwart-wit. Aan relatief eenvoudige bouwkundige onderdelen is grote zorg besteed. Overal is de liefde voor het vak aan af te lezen. Dat vakmanschap, ambacht in een hoog vaandel stonden, bewijzen de volgende veelgehoorde uitspraken van tijdgenoten:
“De architect was een goeie voor de opdrachtgever maar een slechte voor diegene die het uitvoeren moest." Voor een timmerman viel er destijds niet veel te verdienen. Vaak beklommen de architecten zelf de steiger om de verrichtingen van de werklieden op de voet te kunnen volgen. Als het werk niet naar de zin was, ging het zonder pardon om. Als een timmerman een deur had afgehangen, stak de architect er een briefkaart tussendoor, want meer mocht er niet aan schelen - lezen we in 'Versteende Welvaart' van Anja Reenders.
Verder is opvallend, dat bij de bouw in de jaren 20 van de vorige eeuw de architect zich nadrukkelijk heeft beziggehouden met een goede doelmatige indeling en aankleding van de verschillende ruimtes. Kasten, werktafels, bibliotheekkasten, alles wordt indien nodig op maat gemaakt. Bij veel van deze werkstukken is duidelijk de sterke horizontale lijn waarneembaar. Deze lijn zorgt ervoor dat er optimaal, zowel functioneel als optisch, gebruik wordt gemaakt van de beschikbare ruimte. Aandacht voor detail bij de op maat gemaakte werkstukken is evident.
Tot slot valt op te merken dat de wat sobere uitvoering van het laboratorium bij nauwkeurige beschouwing toch met veel zorg is ontworpen en gebouwd.
Een tweede opvallende aspect in het interieur van Tuinbouwplantenteelt is de aandacht voor het detail en het grote vakmanschap van de ambachtslieden. Prachtig tegelwerk in de hal, uitgevoerd in zwart-wit. Aan relatief eenvoudige bouwkundige onderdelen is grote zorg besteed. Overal is de liefde voor het vak aan af te lezen. Dat vakmanschap, ambacht in een hoog vaandel stonden, bewijzen de volgende veelgehoorde uitspraken van tijdgenoten:
“De architect was een goeie voor de opdrachtgever maar een slechte voor diegene die het uitvoeren moest." Voor een timmerman viel er destijds niet veel te verdienen. Vaak beklommen de architecten zelf de steiger om de verrichtingen van de werklieden op de voet te kunnen volgen. Als het werk niet naar de zin was, ging het zonder pardon om. Als een timmerman een deur had afgehangen, stak de architect er een briefkaart tussendoor, want meer mocht er niet aan schelen - lezen we in 'Versteende Welvaart' van Anja Reenders.
Verder is opvallend, dat bij de bouw in de jaren 20 van de vorige eeuw de architect zich nadrukkelijk heeft beziggehouden met een goede doelmatige indeling en aankleding van de verschillende ruimtes. Kasten, werktafels, bibliotheekkasten, alles wordt indien nodig op maat gemaakt. Bij veel van deze werkstukken is duidelijk de sterke horizontale lijn waarneembaar. Deze lijn zorgt ervoor dat er optimaal, zowel functioneel als optisch, gebruik wordt gemaakt van de beschikbare ruimte. Aandacht voor detail bij de op maat gemaakte werkstukken is evident.
Tot slot valt op te merken dat de wat sobere uitvoering van het laboratorium bij nauwkeurige beschouwing toch met veel zorg is ontworpen en gebouwd.
Recente ontwikkelingenHet gebouw heeft momenteel meerdere huurders waaronder kantoren en een yogastudio. De huidige eigenaar houdt van zijn gebouw en besteedt er veel aandacht en zorg aan. Onder zijn leiding is het weer zo veel mogelijk in originele staat teruggebracht. Het glas-in-loodwerk in de entree is prachtig en deskundig hersteld. De voordeur is teruggebracht in de originele kleurstelling. Na ontvangst van subsidie is de westgevel onder handen genomen, vooral waar het gaat om de kozijnen en het schilderwerk. Na ontvangst van subsidie zijn de gevels teruggebracht in de originele kleurstelling, namelijk oker kozijnen met aubergine dakgoten.
Bronnen
Wouter Botman en Tijs Tummers, Het Schip van Blaauw. Bouwen voor de Landbouw Universiteit Wageningen (1877-1990)
Anja Reenders, Versteende welvaart. Amsterdamse School op het Groninger Hoogeland (2008).
Wageningen als woon- en studiestad (1928).
Ingezonden door Martin van der Zwaag
Professionele of persoonlijke bandMartin van der Zwaag: In het kader van de website amsterdamseschoolwageningen.nl heb ik uitgebreid studie gemaakt van de drie laboratoria van C.J. Blaauw te Wageningen. Mijn connectie met de gebouwen moge duidelijk zijn: Liefde voor de bouwstijl van de Amsterdamse School.
Gert-Jan Lobbes: in maart 2017 bezocht ik het gebouw. De kozijnen zijn inmiddels okerkleurig gelakt en de dakgoten aubergine, overeenkomstig de originele kleurstelling. Ik heb foto's toegevoegd. Aan de hand van de foto's bij dit item is nu het verloop van de kleuren te zien. Van oker en aubergine in de jaren 20 naar witte kozijnen met groene dakgoten, via oker met wit, uiteindelijk weer terug naar oker en aubergine.
Gert-Jan Lobbes: in maart 2017 bezocht ik het gebouw. De kozijnen zijn inmiddels okerkleurig gelakt en de dakgoten aubergine, overeenkomstig de originele kleurstelling. Ik heb foto's toegevoegd. Aan de hand van de foto's bij dit item is nu het verloop van de kleuren te zien. Van oker en aubergine in de jaren 20 naar witte kozijnen met groene dakgoten, via oker met wit, uiteindelijk weer terug naar oker en aubergine.
Gerelateerde objecten