Details
Naam
Kees Kuiler
Aantal afbeeldingen: 14
IntroductieVeelzijdig kunstenaar wiens (ongesigneerde) glas in loodramen dikwijls in ontwerpen van Cornelis Kruyswijk te vinden zijn. Vandaar de link met de Amsterdamse School.
NaamKornelis Jacobus Kuiler
GeborenUtrecht 1890
GestorvenUtrecht 1966
Beroep(en)Ontwerper, Kunstschilder, Meubelontwerper, Graficus / vormgever
BiografieKees Kuiler hield zich bezig met diverse kunstuitingen, zoals schilderen, toegepaste kunst, grafische kunst en binnenhuisarchitectuur. Hoewel Kuilers ontwerpen niet als Amsterdamse School gelden, duikt zijn naam vaak op in verband met de Amsterdamse School, aangezien hij onder meer samen werkte met Cornelis Kruyswijk. Voor een aantal scholen en kerken van Kruyswijk ontwierp Kuiler de glas in lood ramen. Glas in lood van zijn hand is dan ook te vinden in de Aeneas Mackayschool, de Bugenhagenschool, de Pieter Oosterleeschool, de Willem de Zwijgerkerk en de (afgebroken) Elthetokerk. Ook in de voormalige Raphaelkerk aan het Raphaelplein in Amsterdam van de architect S. Beckman (1930) bevinden zich ramen van Kuiler, evenals in de Vrijzinnig Hervormde Kerk in de Parkstraat in Arnhem. Mogelijk was hij ook betrokken bij enkele ontwerpen van glas in lood in het Apostlische verenigingsgebouw in Amsterdam Watergraafsmeer. Bijzonder is dat zijn glas in lood nooit is gesigneerd en daarom niet altijd met volledige zekerheid aan hem is toe te schrijven.
De stijl van zijn ramen varieert van zeer kleurrijk en licht figuratief met nog enigszins te herkennen vormen naar grotendeels abstract met eenvoudiger kleuren, passend bij De Stijl.
In vergelijking met andere Utrechtse kunstenaars uit de eerste helft van de twintigste eeuw zoals Gerrit Rietveld, John Rädecker en Hildo Krop, neemt Kuiler een zeer bescheiden plaats in. Het onderzoek naar zijn werk kan niet worden gebaseerd op een nalatenschap. Zijn weduwe liet na het overlijden van haar man al het nog aanwezig materiaal vernietigen. In een in memoriam beschreef zijn goede vriend, de kunstcriticus Cor Schilp, Kuiler als "een opstandig romanticus, gegrepen door het neo-plasticisme, het contructivisme en het functionele. Iemand, die van jongs af vernieuwing heeft gezocht." Juffermans typeerde Kuiler als "een markante verschijning: lang, zwarte hoed, zwart overhemd met smalle, felkleurige rode of blauwe das, een ernstig type met uitgesproken opvattingen."
Over zijn jeugdjaren en scholing is niets bekend. In 1913 ontwierp hij een affiche met een Dada-achtige voorstelling ter gelegenheid van een feest van het Genootschap Kunstliefde. Na een verblijf van enkele jaren in Amsterdam, waar hij voor Publieke Werken werkte, keerde hij in 1923 terug naar Utrecht, waar hij tot aan zijn dood in 1966 zou blijven wonen. In hetzelfde jaar ontwierp hij de omslag voor het jaarverslag van de Gemeente Amsterdam en in 1925 en 1926 een kalender.
Kuiler kreeg de mogelijkheid in een pand aan de Van Asch van Wyckskade in Utrecht een kleine galerie te beginnen. Deze galerie, de BESK (Bouw- en Sierkunst) wordt wel gezien als de eerste showroom in de Domstad op het gebied van moderne interieurkunst. Kuiler was er werkzaam als ontwerper en binnenhuisarchitect. Hij toonde er niet alleen zijn eigen ontwerpen, ook beelden van Krop en Rädecker, de eerste meubels van Rietveld en het werk van andere vooruitstrevende tijdgenoten waren er te zien. Het Utrechts publiek toonde echter geen belangstelling voor het werk.
De galerie sloot in 1928 en de kunstenaar moest uitzien naar opdrachten buiten Utrecht. Tot deze opdrachten behoorden de glas in lood ramen in de Elthetokerk in Amsterdam van architect Kruyswijk. De vormentaal die Kuiler heeft gebruikt toont duidelijk invloeden van de nieuwe stromingen van zijn tijd. Naast opdrachten in Amsterdam waren er opdrachten in Utrecht, onder meer de trouwzaal voor groepshuwelijken in het stadhuis (1930). Ook in 1930 ontwierp hij een stand van de Utrechtse Asphaltfabriek in de Jaarbeurs, in 1931 werkte hij mee aan een publicatie van het Gemeentelijk Electriciteits- en Trambedrijf en in 1933 was hij werkzaam op de begraafplaats Soestduinen, waar hij de verbouwing van de aula begeleidde. Tenslotte ontwierp Kuiler nog folders voor de telefoondienst in opdracht van de PTT in 1938.
In de oorlogsjaren maakte Kuiler reclame (brievenbusbiljetten) voor de Rijkspostspaarbank. Volgens de eerder genoemde Cor Schilp maakte Kees Kuiler ook schilderijen gebaseerd op een 'zwevend, moeilijk definieerbaar mysticisme.'
Kees Kuiler was een groot bewonderaar van de architect H.P. Berlage. Na diens dood ging Kuiler in een artikel in het Bouwkundig Weekblad in lyrische bewoordingen in op de voortrekkersrol die Berlage had vervuld en uitte hij zijn waardering voor de wijze waarop de architect zich aan miskenning en kritiek had weten te ontworstelen,
De stijl van zijn ramen varieert van zeer kleurrijk en licht figuratief met nog enigszins te herkennen vormen naar grotendeels abstract met eenvoudiger kleuren, passend bij De Stijl.
In vergelijking met andere Utrechtse kunstenaars uit de eerste helft van de twintigste eeuw zoals Gerrit Rietveld, John Rädecker en Hildo Krop, neemt Kuiler een zeer bescheiden plaats in. Het onderzoek naar zijn werk kan niet worden gebaseerd op een nalatenschap. Zijn weduwe liet na het overlijden van haar man al het nog aanwezig materiaal vernietigen. In een in memoriam beschreef zijn goede vriend, de kunstcriticus Cor Schilp, Kuiler als "een opstandig romanticus, gegrepen door het neo-plasticisme, het contructivisme en het functionele. Iemand, die van jongs af vernieuwing heeft gezocht." Juffermans typeerde Kuiler als "een markante verschijning: lang, zwarte hoed, zwart overhemd met smalle, felkleurige rode of blauwe das, een ernstig type met uitgesproken opvattingen."
Over zijn jeugdjaren en scholing is niets bekend. In 1913 ontwierp hij een affiche met een Dada-achtige voorstelling ter gelegenheid van een feest van het Genootschap Kunstliefde. Na een verblijf van enkele jaren in Amsterdam, waar hij voor Publieke Werken werkte, keerde hij in 1923 terug naar Utrecht, waar hij tot aan zijn dood in 1966 zou blijven wonen. In hetzelfde jaar ontwierp hij de omslag voor het jaarverslag van de Gemeente Amsterdam en in 1925 en 1926 een kalender.
Kuiler kreeg de mogelijkheid in een pand aan de Van Asch van Wyckskade in Utrecht een kleine galerie te beginnen. Deze galerie, de BESK (Bouw- en Sierkunst) wordt wel gezien als de eerste showroom in de Domstad op het gebied van moderne interieurkunst. Kuiler was er werkzaam als ontwerper en binnenhuisarchitect. Hij toonde er niet alleen zijn eigen ontwerpen, ook beelden van Krop en Rädecker, de eerste meubels van Rietveld en het werk van andere vooruitstrevende tijdgenoten waren er te zien. Het Utrechts publiek toonde echter geen belangstelling voor het werk.
De galerie sloot in 1928 en de kunstenaar moest uitzien naar opdrachten buiten Utrecht. Tot deze opdrachten behoorden de glas in lood ramen in de Elthetokerk in Amsterdam van architect Kruyswijk. De vormentaal die Kuiler heeft gebruikt toont duidelijk invloeden van de nieuwe stromingen van zijn tijd. Naast opdrachten in Amsterdam waren er opdrachten in Utrecht, onder meer de trouwzaal voor groepshuwelijken in het stadhuis (1930). Ook in 1930 ontwierp hij een stand van de Utrechtse Asphaltfabriek in de Jaarbeurs, in 1931 werkte hij mee aan een publicatie van het Gemeentelijk Electriciteits- en Trambedrijf en in 1933 was hij werkzaam op de begraafplaats Soestduinen, waar hij de verbouwing van de aula begeleidde. Tenslotte ontwierp Kuiler nog folders voor de telefoondienst in opdracht van de PTT in 1938.
In de oorlogsjaren maakte Kuiler reclame (brievenbusbiljetten) voor de Rijkspostspaarbank. Volgens de eerder genoemde Cor Schilp maakte Kees Kuiler ook schilderijen gebaseerd op een 'zwevend, moeilijk definieerbaar mysticisme.'
Kees Kuiler was een groot bewonderaar van de architect H.P. Berlage. Na diens dood ging Kuiler in een artikel in het Bouwkundig Weekblad in lyrische bewoordingen in op de voortrekkersrol die Berlage had vervuld en uitte hij zijn waardering voor de wijze waarop de architect zich aan miskenning en kritiek had weten te ontworstelen,
BronnenIneke van Krimpen-Libosan, 'Kees Kuiler (1890-1966)'. In: Nobelmagazine, jaargang 1, nr 1, 2004. (Uitgave Uitgeverij Optima, Utrecht).
Jan Juffermans, Magisch Utrecht. Beeldende kunst in de Domstad in de 20e eeuw. (Uitgave A.W. Bruna B.V. Utrecht, 2010).
Jan Juffermans, Magisch Utrecht. Beeldende kunst in de Domstad in de 20e eeuw. (Uitgave A.W. Bruna B.V. Utrecht, 2010).
Gerelateerde personen
Gerelateerde objecten