Details
Name
Th.W. Rueter
Number of images: 3
NameTheo Wilhelm Rueter
BornHaarlem 09-09-1876
Died12-06-1963
OccupationsArchitect
BiographyDe volgende biografie is ontleend aan de Bonas uitgave over Rueter.
De architect Theodor Wilhelm Rueter werd geboren in Haarlem in 1876. Hij groeide op in een gezin waarin ambacht en kunstzin gestimuleerd werden. Zijn broers Georg en Gustaaf werden beeldend kunstenaar en meubelmaker. Ook Theo Rueter begon als meubelmaker; hij trad echter bij de architect C.B. Posthumus Meyjes sr. in de leer. Op dit architectenbureau kwam Rueter in aanraking met de nieuwe ideeën van de tuinstadbeweging, die een sociale woonvorm bepleitte, in nauw contact met de natuur. Posthumus Meyjes bouwde het Snouck van Loosenpark in Enkhuizen, één van de eerste tuindorpen in Nederland. Andere architecten die Rueter beïnvloedden waren onder andere K.P.C. de Bazel en J.L.M. Lauweriks, die Rueter leerden hoe hij bij zijn ontwerpen op geometrische grondprincipes kon teruggrijpen. De theosofen De Bazel en Lauweriks meenden dat men op deze wijze tot de kern van de bouwopgave kon doordringen.
Rueter was een idealistisch en eigenzinnig man, maar hij was ook op de praktijk ingesteld. Rueter vestigde zich al aan het begin van zijn carrière in Blaricum waar hij in 1901 zijn eigen woning bouwde met kantoor aan huis. In dat jaar sloot hij zich aan bij de Internationale Broederschap van Christen-Anarchisten, een groep idealisten die bij Blaricum een landbouwkolonie had gesticht, waar hun ideeën 'eenvoudig, ootmoedig en gemeenschappelijk' samenleven en -werken in de praktijk gebracht zouden worden. Rueter ontwierp er een aantal koloniehutten en enkele bedrijfsgebouwen. Na het uiteenvallen van de kolonie zou Rueter trouw blijven aan de uitgangspunten die hij daar in de praktijk had gebracht: eenvoud, harmonie en doelmatigheid. Zijn leven lang zou Rueter vasthouden aan een ambachtelijke bouwwijze, traditionele materialen en harmonie tussen architectuur en de omringende natuur. Daarbij liet hij zich beïnvloeden door de traditionele landelijke architectuur, die hij uit het Gooi kende, maar ook zoals hij die op zijn vele reizen tegenkwam, onder meer in het Verre Oosten.
Als ontwerper had Rueter het tij mee. Het Gooi ontwikkelde zich tot forensenregio er er ontstond een markt voor een nieuw type woning, kleiner dan het traditionele negentiende-eeuwse landhuis, maar tegemoetkomend aan eigentijdse eisen van comfort, licht, lucht en ruimte. Rueter bouwde echter ook enkele grotere landhuizen, zowel in neoclassicistische stijl als in de veel onregelmatiger Engelse landhuisstijl, waarbij de plattegronden een vrije en functionele ordening van de vertrekken tonen.
Nadat Rueter teruggekeerd was van een reis door het Verre Oosten, werd hij in Nederland met het succes van de Amsterdamse School geconfronteerd, onder meer van het villapark Meerwijk in Bergen. Hij zou een aantal villa's in expressionistische stijl bouwen. De golvende rieten daken en de in elkaar overvloeiende bouwdelen geven deze huizen een beweeglijk en plastisch karakter. Voorbeelden hiervan zijn te vinden aan het Binnendoor 3b, de Naarderweg 3 en de Noolseweg (The Golden West) in Blaricum. Rueter combineerde zo de Gooise landhuisstijl met kenmerken van de Amsterdamse School. Daarnaast ontwierp Rueter, veelal samen met H.F. Sijmons, ook een aantal gebouwen in een meer geometrisch expressionisme, met platte daken en een dynamische ordening van in- en uitspringende rechthoekige bouwdelen, waar geprononceerde dakoverstekken, bandvensters, loggia's en hoog opgaande ranke schoorstenen horizontale en verticale accenten leggen.
Het overgrote deel van Rueters werken bestaat uit vrijstaande landhuizen. Hij heeft echter ook een aantal kerken ontworpen, zoals het Kinderkerkje aan de Meentweg in Bussum (1920) en de Spieghelkerk aan de Nieuwe 's Gravelandseweg, ook in Bussum (1924). Met name het eerste gebouwtje, dat in de jaren 70 zeer sterk werd vereenvoudigd, toont invloeden van de Amsterdamse School. Bij de tweede kerk is vooral de toren expressief vorm gegeven.
Rueter bleef altijd vasthouden aan zijn oorspronkelijke uitgangspunten van eenvoud, harmonie en doelmatigheid. Hij schuwde de formele overdaad, van welke stijl hij zich ook bediende. Dat leidde tot een opmerkelijk consistent oeuvre, waarvoor nog steeds grote waardering bestaat.
De architect Theodor Wilhelm Rueter werd geboren in Haarlem in 1876. Hij groeide op in een gezin waarin ambacht en kunstzin gestimuleerd werden. Zijn broers Georg en Gustaaf werden beeldend kunstenaar en meubelmaker. Ook Theo Rueter begon als meubelmaker; hij trad echter bij de architect C.B. Posthumus Meyjes sr. in de leer. Op dit architectenbureau kwam Rueter in aanraking met de nieuwe ideeën van de tuinstadbeweging, die een sociale woonvorm bepleitte, in nauw contact met de natuur. Posthumus Meyjes bouwde het Snouck van Loosenpark in Enkhuizen, één van de eerste tuindorpen in Nederland. Andere architecten die Rueter beïnvloedden waren onder andere K.P.C. de Bazel en J.L.M. Lauweriks, die Rueter leerden hoe hij bij zijn ontwerpen op geometrische grondprincipes kon teruggrijpen. De theosofen De Bazel en Lauweriks meenden dat men op deze wijze tot de kern van de bouwopgave kon doordringen.
Rueter was een idealistisch en eigenzinnig man, maar hij was ook op de praktijk ingesteld. Rueter vestigde zich al aan het begin van zijn carrière in Blaricum waar hij in 1901 zijn eigen woning bouwde met kantoor aan huis. In dat jaar sloot hij zich aan bij de Internationale Broederschap van Christen-Anarchisten, een groep idealisten die bij Blaricum een landbouwkolonie had gesticht, waar hun ideeën 'eenvoudig, ootmoedig en gemeenschappelijk' samenleven en -werken in de praktijk gebracht zouden worden. Rueter ontwierp er een aantal koloniehutten en enkele bedrijfsgebouwen. Na het uiteenvallen van de kolonie zou Rueter trouw blijven aan de uitgangspunten die hij daar in de praktijk had gebracht: eenvoud, harmonie en doelmatigheid. Zijn leven lang zou Rueter vasthouden aan een ambachtelijke bouwwijze, traditionele materialen en harmonie tussen architectuur en de omringende natuur. Daarbij liet hij zich beïnvloeden door de traditionele landelijke architectuur, die hij uit het Gooi kende, maar ook zoals hij die op zijn vele reizen tegenkwam, onder meer in het Verre Oosten.
Als ontwerper had Rueter het tij mee. Het Gooi ontwikkelde zich tot forensenregio er er ontstond een markt voor een nieuw type woning, kleiner dan het traditionele negentiende-eeuwse landhuis, maar tegemoetkomend aan eigentijdse eisen van comfort, licht, lucht en ruimte. Rueter bouwde echter ook enkele grotere landhuizen, zowel in neoclassicistische stijl als in de veel onregelmatiger Engelse landhuisstijl, waarbij de plattegronden een vrije en functionele ordening van de vertrekken tonen.
Nadat Rueter teruggekeerd was van een reis door het Verre Oosten, werd hij in Nederland met het succes van de Amsterdamse School geconfronteerd, onder meer van het villapark Meerwijk in Bergen. Hij zou een aantal villa's in expressionistische stijl bouwen. De golvende rieten daken en de in elkaar overvloeiende bouwdelen geven deze huizen een beweeglijk en plastisch karakter. Voorbeelden hiervan zijn te vinden aan het Binnendoor 3b, de Naarderweg 3 en de Noolseweg (The Golden West) in Blaricum. Rueter combineerde zo de Gooise landhuisstijl met kenmerken van de Amsterdamse School. Daarnaast ontwierp Rueter, veelal samen met H.F. Sijmons, ook een aantal gebouwen in een meer geometrisch expressionisme, met platte daken en een dynamische ordening van in- en uitspringende rechthoekige bouwdelen, waar geprononceerde dakoverstekken, bandvensters, loggia's en hoog opgaande ranke schoorstenen horizontale en verticale accenten leggen.
Het overgrote deel van Rueters werken bestaat uit vrijstaande landhuizen. Hij heeft echter ook een aantal kerken ontworpen, zoals het Kinderkerkje aan de Meentweg in Bussum (1920) en de Spieghelkerk aan de Nieuwe 's Gravelandseweg, ook in Bussum (1924). Met name het eerste gebouwtje, dat in de jaren 70 zeer sterk werd vereenvoudigd, toont invloeden van de Amsterdamse School. Bij de tweede kerk is vooral de toren expressief vorm gegeven.
Rueter bleef altijd vasthouden aan zijn oorspronkelijke uitgangspunten van eenvoud, harmonie en doelmatigheid. Hij schuwde de formele overdaad, van welke stijl hij zich ook bediende. Dat leidde tot een opmerkelijk consistent oeuvre, waarvoor nog steeds grote waardering bestaat.
SourcesWilly Beunke-Meekes, Th.W. Rueter (1876-1963) (Uitgeverij Bonas, Rotterdam, 2003).
Links
Related people
Related objects