Details
Naam
Harry Elte
Aantal afbeeldingen: 12
IntroductieOprichter van De Onafhankelijken, van de Nederlandse Vereniging van Architecten (NIVA) en ontwerper van de Joodse Invalide en Synagoge op het Jacob Obrechtplein, Amsterdam.
NaamHartog Elte Phzn
GeborenAmsterdam 03-09-1880
Gestorven01-04-1944
Beroep(en)Architect, Interieurontwerper
BiografieHarry Elte werd op 3 september 1880 als Hartog Elte geboren in een Joods-orthodox gezin aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam. Hij was de vijfde van zeven kinderen. Hij groeide op in de buurt rond het Waterlooplein. Zijn vader, Philip Elte, was hoofdredacteur van het Nieuw Israëlitisch Weekblad en godsdienstleraar. Harry bezocht de ambachtsschool en haalde het diploma voor meubelmaker. Hij ging van 1899 tot 1909 voor Berlage werken en de stijl van Berlage is dan ook in sommige van zijn vroege werken te herkennen. De doorbraak voor Elte kwam in 1912, toen hij een voetbalstadion mocht ontwerpen. Het werd in 1914 geopend. Dit stadion heeft tegenover het Olympisch Stadion gestaan (iets oostelijk ervan) in het verlengde van de Amstelveenseweg, waar nu de Jason- en Argonoutenstraat zijn. Het stadion was beroemd, deed nog dienst bij de Olympische Spelen van 1928 en is daarna afgebroken ten behoeve van woningbouw (de VanTuyllbuurt).
Het afgebroken stadion leeft nog voort in de naam Stadionbuurt, genoemd naar het stadion van Elte en niet naar het Olympisch Stadion.
Het werk van Elte in de binnenstad van Amsterdam dateert uit de jaren rond 1910, kort na en zelfs nog voor zijn vertrek bij Berlage. Elte bouwde vrij veel gebouwen van Joodse instellingen. Sommige bouwwerken vertonen invloed van Berlage, zoals de kleine synagoge met bovenwoningen, Nieuwe Kerkstraat 10-14, en het Rosenthal-May Zusterhuis, Nieuwe Keizersgracht 500-568 uit 1914 en het Portugeesch Israelitisch Ziekenhuis, Henri Polaklaan 10 (1915). Met dit laatste gebouw nam Elte definitief afscheid van het streven naar rationele architectuur. Latere bouwwerken laten een mengeling van invloeden zien, met name Frank Lloyd Wright en Dudok, maar er zijn ook invloeden van de Amsterdamse School en art deco herkenbaar. De stijl van Elte is daarom moeilijk onder een bepaalde noemer te brengen.
In 1923 ontwierp Elte aan de Nieuwe Achtergracht in Amsterdam een verpleeghuis voor ouderen, de zgn “Joodse Invalide”. De gevel hiervan bestaat nog gedeeltelijk maar is al in de jaren 30 grotendeels vervangen door een gevel van architect Staal. Zijn eerste grote synagoge bouwde Elte in Den Haag (1923, in de jaren 80 gesloopt). Ook voor onder andere Utrecht, Amersfoort, Zutphen, Deventer en Den Helder bouwde of verbouwde hij synagogen. De synagoge in Utrecht aan de Springweg bestaat nog altijd, is liefdevol gerestaureerd en nu in gebruik als evangelische kerk. De synagoge in Den Helder werd in 1942 afgebroken om er fortificaties aan te brengen. Het enige dat er nog van rest is een grote lamp, die tegenwoordig in het Joods Historisch Museum hangt. In 1925 kreeg Elte de eervolle benoeming tot architect van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge in Amsterdam – zeg maar de opperbouwmeester voor Joods Nederland. In 1927 ontstond de Raw Aron Schuster Synagoge op het Jacob Obrechtplein, die het hoogtepunt in Eltes loopbaan zou vormen. Invloeden van de Amsterdamse School en art deco komen vooral in het interieur tot uiting, met name de paraboolvorm en de decoratie. Aan de buitenkant zijn vooral invloeden van Wright te herkennen.
Hoewel Elte dus veel Joodse gebouwen uit de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog bouwde – te denken valt nog aan het Metaheerhuis, onderdeel van de Joodse Begraafplaats te Muiderberg (1933) – bleef hij ook werken voor de reguliere markt: woonhuizen en winkels. Opvallend wegens zijn rode bakstenen gevel is het woonhuis dat hij op de Stadionweg voor zichzelf bouwde en waarvan behalve het exterieur ook het interieur goed bewaard is gebleven. Dit huis getuigt volgens Vincent van Rossem “van een eigenzinnige zelfverzekerdheid die nog niet eerder vertoond was in het oeuvre van Elte”. Aan dezelfde straat en in dezelfde buurt bouwde Elte nog een aantal (dubbele) villa’s, waarvan tegenwoordig door talrijke verbouwingen meestal alleen het exterieur over is.
Op bescheiden schaal werkte Elte ook als een soort projectontwikkelaar: hij bouwde, bijvoorbeeld aan de Sophialaan (1920), woonhuizen voor eigen risico. Uit 1931 stamt een complex van dertig woningen aan de Stadionkade met bijzondere verlichte huisnummers, het enige grote woongebouw van Elte aangezien hij nooit voor corporaties bouwde. Hij bouwde of verbouwde ook een groot aantal winkels. In 1929 tekende hij voor de grondige verbouwing van het winkelpand van juwelierszaak Spijer (tegenwoordig Ace & Spyer) aan het Koningsplein, dat nog altijd een blikvanger is vanwege de kleurige mozaïektegeltjes. Een bijzonder gaaf bewaard interieur van zijn hand vinden we aan het Oosterpark 77-79, gebouwd voor de van oorsprong Oekraïense zakenman Julius Barmat. Tenslotte kan vermeld worden dat Elte ook villa’s in het Gooi heeft ontworpen, in het villapark Huizerhoogt.
De oorlog was voor Elte en zijn familie uiteraard een zware periode. Vanaf 1 mei 1941 mocht hij zijn beroep niet meer uitoefenen. Vanaf 10 september 1942 was Elte gevangene in kamp Westerbork, waar hij een functie kreeg bij de bouwtechnische dienst. Op 25 februari 1944 werd hij gedeporteerd naar Theresienstadt. Hij overleed daar op 1 april 1944, waarschijnlijk aan een longontsteking. Zijn tweede vrouw Elisabeth werd in oktober 1944 in Auschwitz vergast. Zoon Philip uit zijn eerste huwelijk overleefde de oorlog wel.
Het afgebroken stadion leeft nog voort in de naam Stadionbuurt, genoemd naar het stadion van Elte en niet naar het Olympisch Stadion.
Het werk van Elte in de binnenstad van Amsterdam dateert uit de jaren rond 1910, kort na en zelfs nog voor zijn vertrek bij Berlage. Elte bouwde vrij veel gebouwen van Joodse instellingen. Sommige bouwwerken vertonen invloed van Berlage, zoals de kleine synagoge met bovenwoningen, Nieuwe Kerkstraat 10-14, en het Rosenthal-May Zusterhuis, Nieuwe Keizersgracht 500-568 uit 1914 en het Portugeesch Israelitisch Ziekenhuis, Henri Polaklaan 10 (1915). Met dit laatste gebouw nam Elte definitief afscheid van het streven naar rationele architectuur. Latere bouwwerken laten een mengeling van invloeden zien, met name Frank Lloyd Wright en Dudok, maar er zijn ook invloeden van de Amsterdamse School en art deco herkenbaar. De stijl van Elte is daarom moeilijk onder een bepaalde noemer te brengen.
In 1923 ontwierp Elte aan de Nieuwe Achtergracht in Amsterdam een verpleeghuis voor ouderen, de zgn “Joodse Invalide”. De gevel hiervan bestaat nog gedeeltelijk maar is al in de jaren 30 grotendeels vervangen door een gevel van architect Staal. Zijn eerste grote synagoge bouwde Elte in Den Haag (1923, in de jaren 80 gesloopt). Ook voor onder andere Utrecht, Amersfoort, Zutphen, Deventer en Den Helder bouwde of verbouwde hij synagogen. De synagoge in Utrecht aan de Springweg bestaat nog altijd, is liefdevol gerestaureerd en nu in gebruik als evangelische kerk. De synagoge in Den Helder werd in 1942 afgebroken om er fortificaties aan te brengen. Het enige dat er nog van rest is een grote lamp, die tegenwoordig in het Joods Historisch Museum hangt. In 1925 kreeg Elte de eervolle benoeming tot architect van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge in Amsterdam – zeg maar de opperbouwmeester voor Joods Nederland. In 1927 ontstond de Raw Aron Schuster Synagoge op het Jacob Obrechtplein, die het hoogtepunt in Eltes loopbaan zou vormen. Invloeden van de Amsterdamse School en art deco komen vooral in het interieur tot uiting, met name de paraboolvorm en de decoratie. Aan de buitenkant zijn vooral invloeden van Wright te herkennen.
Hoewel Elte dus veel Joodse gebouwen uit de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog bouwde – te denken valt nog aan het Metaheerhuis, onderdeel van de Joodse Begraafplaats te Muiderberg (1933) – bleef hij ook werken voor de reguliere markt: woonhuizen en winkels. Opvallend wegens zijn rode bakstenen gevel is het woonhuis dat hij op de Stadionweg voor zichzelf bouwde en waarvan behalve het exterieur ook het interieur goed bewaard is gebleven. Dit huis getuigt volgens Vincent van Rossem “van een eigenzinnige zelfverzekerdheid die nog niet eerder vertoond was in het oeuvre van Elte”. Aan dezelfde straat en in dezelfde buurt bouwde Elte nog een aantal (dubbele) villa’s, waarvan tegenwoordig door talrijke verbouwingen meestal alleen het exterieur over is.
Op bescheiden schaal werkte Elte ook als een soort projectontwikkelaar: hij bouwde, bijvoorbeeld aan de Sophialaan (1920), woonhuizen voor eigen risico. Uit 1931 stamt een complex van dertig woningen aan de Stadionkade met bijzondere verlichte huisnummers, het enige grote woongebouw van Elte aangezien hij nooit voor corporaties bouwde. Hij bouwde of verbouwde ook een groot aantal winkels. In 1929 tekende hij voor de grondige verbouwing van het winkelpand van juwelierszaak Spijer (tegenwoordig Ace & Spyer) aan het Koningsplein, dat nog altijd een blikvanger is vanwege de kleurige mozaïektegeltjes. Een bijzonder gaaf bewaard interieur van zijn hand vinden we aan het Oosterpark 77-79, gebouwd voor de van oorsprong Oekraïense zakenman Julius Barmat. Tenslotte kan vermeld worden dat Elte ook villa’s in het Gooi heeft ontworpen, in het villapark Huizerhoogt.
De oorlog was voor Elte en zijn familie uiteraard een zware periode. Vanaf 1 mei 1941 mocht hij zijn beroep niet meer uitoefenen. Vanaf 10 september 1942 was Elte gevangene in kamp Westerbork, waar hij een functie kreeg bij de bouwtechnische dienst. Op 25 februari 1944 werd hij gedeporteerd naar Theresienstadt. Hij overleed daar op 1 april 1944, waarschijnlijk aan een longontsteking. Zijn tweede vrouw Elisabeth werd in oktober 1944 in Auschwitz vergast. Zoon Philip uit zijn eerste huwelijk overleefde de oorlog wel.
BronnenL. van Grieken, P.D. Meijer en A. Ringer, Harry Elte Phzn. (1880-1944). Architect van de Joodse gemeenschap tijdens het interbellum (BONAS 2001).
Links
Gerelateerde personen
Gerelateerde objecten