Details
Naam
Adriaan Moen
Aantal afbeeldingen: 5
IntroductieAmsterdamse graficus, redacteur en politicus én architect. Vooral bekend van de gebouwen die hij voor modehuis Gerzon ontwierp.
NaamAdriaan Moen
GeborenAmsterdam 10-07-1879
GestorvenAmsterdam 02-01-1950
Beroep(en)Architect, Ontwerper, Graficus / vormgever, Kunstschilder, Tekenaar, Tijdschriftauteur of -redacteur
BiografieAdriaan Moen is tegenwoordig relatief onbekend. Dankzij enkele grote werken in Amsterdam en zijn redactiewerk was hij in zijn eigen tijd echter, vooral in architectenkringen, een bekende persoonlijkheid. Dat hij in de loop der tijd vergeten lijkt, kan liggen aan het feit dat de ontwerpen van Moen hoewel groots, constructief vooruitstrevend en rijk gedecoreerd, esthetisch minder opvallend waren en tegenwoordig veel van de decoraties hebben verloren. Ook is zijn oeuvre relatief beperkt. Een andere reden kan zijn dat Moen veel voor Joodse bedrijven ontwierp, welke door de Tweede Wereldoorlog ten onder zijn gegaan. De bedrijven en de bijbehorende verhalen zijn zo deels uit het collectieve geheugen verdwenen. Moen was zelf tussen 1910 en 1913 actief redactielid van het tijdschift Architectura en was zo ook in de gelegenheid zijn eigen werk met enige regelmaat gepubliceerd te krijgen.
Naast redactielid was Moen zeer actief in allerlei nevenactiviteiten als lid van verenigingen en commissies, vaak met een sociale doelstelling. Zo werd hij in 1908 voorzitter van de 'Kwartguldenvereniging voor zeemanshuizen' en was hij bestuurslid van de 'Maatschappij voor den werkende stand'. Moen was verder vanaf 1917 bestuurslid van de BNA en secretaris bij Architectura et Amicitia en lid van de schoonheidscommissie te Zandvoort. Van 1 september 1931 tot 26 mei 1932 is hij korte tijd gemeenteraadslid geweest voor de Christelijke Historische Unie in Heemstede, waar hij halverwege de jaren ’20 naar toe verhuisde.
Opleiding en begin carrière
Moen werd op 10 juli 1879 geboren in Amsterdam. Zijn vader, Henri Moen G.Pzn, was architect en makelaar in deze stad en werkte zo nu en dan samen met Gerrit van Arkel. Henri Moen was tegelijkertijd met E. Gerzon lid van de Kamer van Koophandel geworden en deze laatste liet hem in 1898 de winkel aan de Kalverstraat verbouwen. Ook Adriaan koos voor een opleiding tot architect. Moen volgde na de HBS de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijs en de Rijksschool voor Kunstnijverheid waar hij les kreeg van KPC de Bazel. Beide scholen waren gevestigd in het Rijksmuseum en waren tevens verbonden met het architectenbureau van Pierre Cuypers. Hij werkte na zijn opleiding tijdelijk bij het bureau van Posthumus Meyjes Sr. Hierna associeerde hij zich in 1905 met zijn vader en nam hij bij diens overlijden in 1908 het bureau en bijbehorende klanten over. Moen trouwde in 1910 met Jannette Tuyn waarmee hij drie kinderen kreeg.
In 1908 wordt Moen redactielid van het tijdschrift Architectura, nadat hij al enkele stukken had ingezonden. Zo schreef hij onder andere een lang betoog tegen de demping van de Reguliersgracht. Om zijn verhaal kracht bij te zetten, was het stuk vergezeld van foto’s en tekeningen van illustrator J.H. Isings.
Vereeniging Trein 8.28 HIJSM
Het eerste belangwekkende gebouw dat Moen als zelfstandig architect ontwerpt is een herstellingsoord voor kinderen voor de vereniging Trein 8.28 HIJSM te Soest. Deze vereniging had tot doel om kinderen uit minder gegoede gezinnen met een gezondheidsachterstand voor een korte periode op te nemen zodat zij konden aansterken. De vereniging dankt haar naam aan het feit dat deze was opgericht in de trein van Amsterdam naar Parijs die om deze tijd vertrok. Trein 8.28 bleek een succes. De vereniging groeide snel. In 1911 bezocht H.M. de Koningin-Moeder (Emma) als beschermvrouwe het tehuis. Moen, als architect werd hier aan haar voorgesteld. H.M. betuigde haar bijzondere tevredenheid over de doelmatige inrichting van het gebouw waar zo overvloedig gestreefd is naar het toetreden van licht en lucht” (Nieuws van den Dag, 23-08-1911)
Gerzon
Voor Moen waren veruit de belangrijkste werken de twee kolossen die hij in Amsterdam bouwde voor Gebroeders Gerzon’s modemagazijnen. Het eerste werk was het warenhuis aan de Kalverstraat (1914-1917). In eerste instantie ging het om een uitbreiding van het pand met één perceel. Aangezien zijn vader het magazijn al eerder had uitgebreid was Moen een logische keuze. Toen er kort hierna nog meer aanliggende panden te koop stonden, werd Moen gevraagd een volledig nieuw gebouw te maken. Het werd een zeer modern gebouw met een betonskelet, maar ook met een grijs-groene (niet dragende) gevel van onbekleed beton. Hoewel dit voor utilitaire gebouwen al eerder was voorgekomen, zag Moen als eerste architect in Nederland de esthetische mogelijkheden van beton. Stilistisch is het pand bijzonder in dat het kenmerken van de Amsterdamse School of Art Déco vertoont, ondanks dat deze beweging op dat moment nog in haar kinderschoenen stond. In de media werd Moen een volgeling van Van der Meij genoemd, die recentelijk het Scheepvaarthuis had ontworpen. Het is mogelijk dat Moen vanwege de hoge kosten niet in staat was om hetzelfde effect te bereiken in baksteen en daarom voor beton heeft gekozen.
Tussen 1922 en 1927 bouwde Moen vervolgens in twee fases het nieuwe hoofdkantoor met naaiatelier voor de firma tussen de Spuistraat en de Singel. Dit pand waar tegenwoordig een hotel huist was één van de eerste panden waarvan de kozijnen in beton werden uitgevoerd en had een volledig ijzerskelet, maar volgt verder de toen gangbare lijnen van de latere Amsterdamse School. Het pand toont een bijzondere detaillering in smeedijzerwerk, metselwerk en andere ornamentering.
Vervolgens zou Moen tussen 1925 en 1934 voor Gerzon ook de winkels in andere steden ontwerpen of verbouwen. Onder andere in Dordrecht , Haarlem, Leiden en Groningen.
A. Cohen & Co
Waarschijnlijk door zijn contacten met Gerzon kreeg Moen in 1918 een nieuwe opdracht van een industrieel in de textielindustrie. Op het Singel 46-48 bouwde Moen een confectiemagazijn en naaiatelier voor de firma A. Cohen & Co. Ook dit rijk versierde gebouw toont kenmerken van de Amsterdamse School. Moen wilde in het gebouw zo veel mogelijk originele onderdelen behouden, waaronder een eikenhouten trap en monumentale deuren.
Redactiewerk
In zijn necrologie wordt Moen beschreven als een stille man die zich niet veel in architectuurkringen begaf, maar die zich wel bij Architectura et Amicitia liet zien. Vooral als redactielid van het tijdschrift Architectura toont hij zich een architect met een duidelijke mening en interesses. Als secretaris van het genootschap was hij verantwoordelijk voor het opstellen van droge jaarverslagen en verslagen van vergaderingen, maar in zijn vrije werk gaf scherpe kritiek op de bouwontwikkelingen zonder een blad voor de mond te nemen en zonder de confrontatie schuwen. Ook schreef hij regelmatig op luchtige toon artikelen over excursies of tentoonstellingen die hij meemaakte. Hier schreef hij vaak vanuit een ‘ik’ vorm en sprak hij vaker over de details van de dag dan over de bouwwerken zelf.
Zo nu en dan schreef hij over nieuwe technische ontwikkelingen. Hier toont zich een man met een grote expertise en kennis van constructieve zaken. Gezien de experimentele constructiemethodes in zijn gebouwen voor Gerzon is het duidelijk dat hij hier een sterke persoonlijke interesse in had.
Adriaan Moen overleed op 2 januari 1950. Een korte necrologie in het tijdschrift Bouw, geschreven door J.P. Mieras, geeft al aan dat Moen rond die tijd enigszins vergeten was.
Naast redactielid was Moen zeer actief in allerlei nevenactiviteiten als lid van verenigingen en commissies, vaak met een sociale doelstelling. Zo werd hij in 1908 voorzitter van de 'Kwartguldenvereniging voor zeemanshuizen' en was hij bestuurslid van de 'Maatschappij voor den werkende stand'. Moen was verder vanaf 1917 bestuurslid van de BNA en secretaris bij Architectura et Amicitia en lid van de schoonheidscommissie te Zandvoort. Van 1 september 1931 tot 26 mei 1932 is hij korte tijd gemeenteraadslid geweest voor de Christelijke Historische Unie in Heemstede, waar hij halverwege de jaren ’20 naar toe verhuisde.
Opleiding en begin carrière
Moen werd op 10 juli 1879 geboren in Amsterdam. Zijn vader, Henri Moen G.Pzn, was architect en makelaar in deze stad en werkte zo nu en dan samen met Gerrit van Arkel. Henri Moen was tegelijkertijd met E. Gerzon lid van de Kamer van Koophandel geworden en deze laatste liet hem in 1898 de winkel aan de Kalverstraat verbouwen. Ook Adriaan koos voor een opleiding tot architect. Moen volgde na de HBS de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijs en de Rijksschool voor Kunstnijverheid waar hij les kreeg van KPC de Bazel. Beide scholen waren gevestigd in het Rijksmuseum en waren tevens verbonden met het architectenbureau van Pierre Cuypers. Hij werkte na zijn opleiding tijdelijk bij het bureau van Posthumus Meyjes Sr. Hierna associeerde hij zich in 1905 met zijn vader en nam hij bij diens overlijden in 1908 het bureau en bijbehorende klanten over. Moen trouwde in 1910 met Jannette Tuyn waarmee hij drie kinderen kreeg.
In 1908 wordt Moen redactielid van het tijdschrift Architectura, nadat hij al enkele stukken had ingezonden. Zo schreef hij onder andere een lang betoog tegen de demping van de Reguliersgracht. Om zijn verhaal kracht bij te zetten, was het stuk vergezeld van foto’s en tekeningen van illustrator J.H. Isings.
Vereeniging Trein 8.28 HIJSM
Het eerste belangwekkende gebouw dat Moen als zelfstandig architect ontwerpt is een herstellingsoord voor kinderen voor de vereniging Trein 8.28 HIJSM te Soest. Deze vereniging had tot doel om kinderen uit minder gegoede gezinnen met een gezondheidsachterstand voor een korte periode op te nemen zodat zij konden aansterken. De vereniging dankt haar naam aan het feit dat deze was opgericht in de trein van Amsterdam naar Parijs die om deze tijd vertrok. Trein 8.28 bleek een succes. De vereniging groeide snel. In 1911 bezocht H.M. de Koningin-Moeder (Emma) als beschermvrouwe het tehuis. Moen, als architect werd hier aan haar voorgesteld. H.M. betuigde haar bijzondere tevredenheid over de doelmatige inrichting van het gebouw waar zo overvloedig gestreefd is naar het toetreden van licht en lucht” (Nieuws van den Dag, 23-08-1911)
Gerzon
Voor Moen waren veruit de belangrijkste werken de twee kolossen die hij in Amsterdam bouwde voor Gebroeders Gerzon’s modemagazijnen. Het eerste werk was het warenhuis aan de Kalverstraat (1914-1917). In eerste instantie ging het om een uitbreiding van het pand met één perceel. Aangezien zijn vader het magazijn al eerder had uitgebreid was Moen een logische keuze. Toen er kort hierna nog meer aanliggende panden te koop stonden, werd Moen gevraagd een volledig nieuw gebouw te maken. Het werd een zeer modern gebouw met een betonskelet, maar ook met een grijs-groene (niet dragende) gevel van onbekleed beton. Hoewel dit voor utilitaire gebouwen al eerder was voorgekomen, zag Moen als eerste architect in Nederland de esthetische mogelijkheden van beton. Stilistisch is het pand bijzonder in dat het kenmerken van de Amsterdamse School of Art Déco vertoont, ondanks dat deze beweging op dat moment nog in haar kinderschoenen stond. In de media werd Moen een volgeling van Van der Meij genoemd, die recentelijk het Scheepvaarthuis had ontworpen. Het is mogelijk dat Moen vanwege de hoge kosten niet in staat was om hetzelfde effect te bereiken in baksteen en daarom voor beton heeft gekozen.
Tussen 1922 en 1927 bouwde Moen vervolgens in twee fases het nieuwe hoofdkantoor met naaiatelier voor de firma tussen de Spuistraat en de Singel. Dit pand waar tegenwoordig een hotel huist was één van de eerste panden waarvan de kozijnen in beton werden uitgevoerd en had een volledig ijzerskelet, maar volgt verder de toen gangbare lijnen van de latere Amsterdamse School. Het pand toont een bijzondere detaillering in smeedijzerwerk, metselwerk en andere ornamentering.
Vervolgens zou Moen tussen 1925 en 1934 voor Gerzon ook de winkels in andere steden ontwerpen of verbouwen. Onder andere in Dordrecht , Haarlem, Leiden en Groningen.
A. Cohen & Co
Waarschijnlijk door zijn contacten met Gerzon kreeg Moen in 1918 een nieuwe opdracht van een industrieel in de textielindustrie. Op het Singel 46-48 bouwde Moen een confectiemagazijn en naaiatelier voor de firma A. Cohen & Co. Ook dit rijk versierde gebouw toont kenmerken van de Amsterdamse School. Moen wilde in het gebouw zo veel mogelijk originele onderdelen behouden, waaronder een eikenhouten trap en monumentale deuren.
Redactiewerk
In zijn necrologie wordt Moen beschreven als een stille man die zich niet veel in architectuurkringen begaf, maar die zich wel bij Architectura et Amicitia liet zien. Vooral als redactielid van het tijdschrift Architectura toont hij zich een architect met een duidelijke mening en interesses. Als secretaris van het genootschap was hij verantwoordelijk voor het opstellen van droge jaarverslagen en verslagen van vergaderingen, maar in zijn vrije werk gaf scherpe kritiek op de bouwontwikkelingen zonder een blad voor de mond te nemen en zonder de confrontatie schuwen. Ook schreef hij regelmatig op luchtige toon artikelen over excursies of tentoonstellingen die hij meemaakte. Hier schreef hij vaak vanuit een ‘ik’ vorm en sprak hij vaker over de details van de dag dan over de bouwwerken zelf.
Zo nu en dan schreef hij over nieuwe technische ontwikkelingen. Hier toont zich een man met een grote expertise en kennis van constructieve zaken. Gezien de experimentele constructiemethodes in zijn gebouwen voor Gerzon is het duidelijk dat hij hier een sterke persoonlijke interesse in had.
Adriaan Moen overleed op 2 januari 1950. Een korte necrologie in het tijdschrift Bouw, geschreven door J.P. Mieras, geeft al aan dat Moen rond die tijd enigszins vergeten was.
Gerelateerde personen
Gerelateerde objecten