Details
Naam
J. C. van Epen
Aantal afbeeldingen: 12
IntroductieVan Epen was de meest productieve architect uit de beginjaren van de sociale woningbouw.
NaamJohannes Christiaan Van Epen
GeborenAmsterdam 14-03-1880
GestorvenHilversum 28-12-1960
Beroep(en)Architect, Kunstschilder
BiografieHoewel hij ook schilderijen vervaardigde en sprookjes schreef, staat J. C. (Jop) van Epen vooral bekend als de meest productieve architect uit de beginjaren van de sociale woningbouw. Zijn ontwerpen voor woningbouwverenigingen als Rochdale, AWV en ACOB waren sober en efficiënt. Van Epen liet zich soms wel tot expressieve gevels verleiden, wanneer hij hiervoor ruimte vond en hij de toegevoegde vormen beter in de omgeving vond passen. Meestal bleef hij echter dicht bij het rationalisme van Berlage, met wie hij tussen 1911 en 1916 samenwerkte. Van Epen ontwierp vooral voor opdrachtgevers in Amsterdam. In Het Gooi, hij woonde vanaf 1917 in Hilversum, staan landelijke villa's van zijn hand.
In Ons Amsterdam van januari 2010 beschreef Sjaak Priester zijn enigszins dorps aandoende buurten in Amsterdam heel treffend als volgt: "Jop van Epen moet een bijzonder aardige man geweest zijn. Dat is gewoon te zien aan de prachtige buurten die hij in Oud-Zuid ontwierp. Terecht heet de bekendste Harmoniehof: architectuur zonder wanklank. Amsterdamse School op zijn best. Zijn hele loopbaan streefde hij ernaar bewoners zo gelukkig mogelijk te maken. De kwaliteit van zijn volkswoningbouw spreekt uit het feit dat vrijwel alles er nog staat – zij het vaak gerenoveerd en ten dele veranderd." Delen van deze biografie zijn ontleend aan het artikel van Sjaak Priester.
Van Epen kwam uit een socialistisch gezin en was ook later "onomwonden socialist" (Priester), vandaar zijn fascinatie voor arbeiderswoningen. Toch startte hij zijn loopbaan als architect met name in Het Gooi. Nadat hij zich in 1905 als zelfstandig architect in Baarn had gevestigd, ontwierp hij menig landhuis en villa. In 1910 kreeg Van Epen opdracht van de pas opgerichte Amsterdamsche Coöperatieve Onderwijzers-Bouwvereeniging (ACOB) voor drie blokken van elk zestien woningen (met toilet maar zonder douche) aan de Eerste Helmersstraat. Hij besteedde veel aandacht aan de gevel en de entree, onder meer door decoratief metselwerk, en ontwierp ook bijpassend meubilair. Het Bouwkundig Weekblad was zeer te spreken over de “ernstige schoonheid” die Van Epen had weten te bereiken. Een tweede opdracht betrof 48 woningen bij het Pretoriusplein (nu het Steve Bikoplein) in 1913-1915. Van Epen werkte vervolgens samen met Berlage aan een complex van de Algemeene Woningbouw Vereeniging aan de Tolstraat waarvan het ontwerp vooral aan hem wordt toegeschreven, en elders bij woningen in de Transvaalstraat en aan de Ringkade (na 1913 de Transvaalkade), in de Schaepmanstraat (Staatsliedenbuurt) en rond het Spreeuwenpark in Noord. Daar bemoeide Van Epen zich zelfs met de beplanting en ontwierp een doorlopende heg langs de voortuinen van de benedenwoningen.
Na de Eerste Wereldoorlog werd ook Rochdale klant van Van Epen. Voor Rochdale, AWV en ACOB ontwierp hij in totaal zeven blokken op een terrein tussen de Cornelis Krusemanstraat en de Pieter Lastmankade. De zorgvuldige gevelafwerking bleef: een andere kleur baksteen voor de benedenverdieping, siermetselwerk, geglazuurde stenen, ongebruikelijk gevormde en in meerdere kleuren geschilderde vensterkozijnen, met een lantaarn afgewerkte entreepartijen. Hij maakte ook gebruik van niet-functionele steunberen. Direct daarop volgde een serie blokken met de Harmoniehof als centrum. Priester schrijft dat Van Epen aanvankelijk alleen adviseur was bij dit ook toen al veelgeprezen project. De Coöperatieve Woningbouwvereeniging Samenwerking had voor de ruim vijfhonderd middenstandswoningen Meindert Lippits als hoofdarchitect aangesteld. Maar drie van de vier tussen 1919 en 1924 gebouwde woonblokken zijn van Jop van Epen; de erkers met steunberen, de vorm van de vensters en de kleuren maken dat duidelijk. Een derde omvangrijk project in Amsterdam betrof een aantal blokken in de Diamantbuurt, voor de AWV. In de jaren dertig verschoof het werk van Van Epen in Amsterdam naar de Watergraafsmeer (laagbouw aan het Archimedesplantsoen voor AWV). Ook in andere plaatsen ontwierp van Epen woningcomplexen. Het belangrijkste staat in Middelburg, aan wat nu het Van Epenpark heet.
Over de laatste fase van de loopbaan van Van Epen schrijft Priester: "In de Tweede Wereldoorlog kwam de bouw praktisch geheel tot stilstand en sloot Van Epen zich aan bij een studiegroep die zich richtte op de naoorlogse woningbouw. Standaardisatie was een thema. Ook werkte hij aan plannen voor wat zijn laatste woningbouwproject in Amsterdam zou worden: 52 woningen aan de Kamperfoelieweg in Noord. Van Epen overleed op 28 december 1960."
Volgens Roding en Van Dijk in hun bij Bonas verschenen biografie van Van Epen is de classificatie Amsterdamse School architect niet zonder meer van toepassing op Van Epen. Zij schrijven: "Stilistisch gezien houdt Van Epen zijn hele leven vast aan een sobere vormentaal, waarin het ornament nauwelijks een rol speelt. Soms experimenteert hij met vormen die hij om zich heen waarneemt: het werk van Berlage, dat van de Amsterdamse School, Amerikaanse invloeden; echter zonder zich daar ooit helemaal aan over te leveren. Rond 1916 is er duidelijk sprake van een climax in Van Epens oeuvre. Zijn eigen villa 't Steen (in Hilversum, gesloopt 1975, toevoeging GJ Lobbes) vertoont dan opeens een zeer expressieve baksteenarchitectuur, waarin de esthetiek van het platte dak wordt verkend. Omstreeks dezelfde tijd wordt dit platte dak toegevoegd aan de uiterste strakke en sobere architectuur van de bouwblokken aan de Pieter Lastmankade. Het is jammer dat Van Epen niet is voortgegaan op deze weg. Zijn voorkeur bleek uiteindelijk toch te liggen bij een meer 'landelijke' architectuur". (Roding/Van Dijk blz 41)
In Ons Amsterdam van januari 2010 beschreef Sjaak Priester zijn enigszins dorps aandoende buurten in Amsterdam heel treffend als volgt: "Jop van Epen moet een bijzonder aardige man geweest zijn. Dat is gewoon te zien aan de prachtige buurten die hij in Oud-Zuid ontwierp. Terecht heet de bekendste Harmoniehof: architectuur zonder wanklank. Amsterdamse School op zijn best. Zijn hele loopbaan streefde hij ernaar bewoners zo gelukkig mogelijk te maken. De kwaliteit van zijn volkswoningbouw spreekt uit het feit dat vrijwel alles er nog staat – zij het vaak gerenoveerd en ten dele veranderd." Delen van deze biografie zijn ontleend aan het artikel van Sjaak Priester.
Van Epen kwam uit een socialistisch gezin en was ook later "onomwonden socialist" (Priester), vandaar zijn fascinatie voor arbeiderswoningen. Toch startte hij zijn loopbaan als architect met name in Het Gooi. Nadat hij zich in 1905 als zelfstandig architect in Baarn had gevestigd, ontwierp hij menig landhuis en villa. In 1910 kreeg Van Epen opdracht van de pas opgerichte Amsterdamsche Coöperatieve Onderwijzers-Bouwvereeniging (ACOB) voor drie blokken van elk zestien woningen (met toilet maar zonder douche) aan de Eerste Helmersstraat. Hij besteedde veel aandacht aan de gevel en de entree, onder meer door decoratief metselwerk, en ontwierp ook bijpassend meubilair. Het Bouwkundig Weekblad was zeer te spreken over de “ernstige schoonheid” die Van Epen had weten te bereiken. Een tweede opdracht betrof 48 woningen bij het Pretoriusplein (nu het Steve Bikoplein) in 1913-1915. Van Epen werkte vervolgens samen met Berlage aan een complex van de Algemeene Woningbouw Vereeniging aan de Tolstraat waarvan het ontwerp vooral aan hem wordt toegeschreven, en elders bij woningen in de Transvaalstraat en aan de Ringkade (na 1913 de Transvaalkade), in de Schaepmanstraat (Staatsliedenbuurt) en rond het Spreeuwenpark in Noord. Daar bemoeide Van Epen zich zelfs met de beplanting en ontwierp een doorlopende heg langs de voortuinen van de benedenwoningen.
Na de Eerste Wereldoorlog werd ook Rochdale klant van Van Epen. Voor Rochdale, AWV en ACOB ontwierp hij in totaal zeven blokken op een terrein tussen de Cornelis Krusemanstraat en de Pieter Lastmankade. De zorgvuldige gevelafwerking bleef: een andere kleur baksteen voor de benedenverdieping, siermetselwerk, geglazuurde stenen, ongebruikelijk gevormde en in meerdere kleuren geschilderde vensterkozijnen, met een lantaarn afgewerkte entreepartijen. Hij maakte ook gebruik van niet-functionele steunberen. Direct daarop volgde een serie blokken met de Harmoniehof als centrum. Priester schrijft dat Van Epen aanvankelijk alleen adviseur was bij dit ook toen al veelgeprezen project. De Coöperatieve Woningbouwvereeniging Samenwerking had voor de ruim vijfhonderd middenstandswoningen Meindert Lippits als hoofdarchitect aangesteld. Maar drie van de vier tussen 1919 en 1924 gebouwde woonblokken zijn van Jop van Epen; de erkers met steunberen, de vorm van de vensters en de kleuren maken dat duidelijk. Een derde omvangrijk project in Amsterdam betrof een aantal blokken in de Diamantbuurt, voor de AWV. In de jaren dertig verschoof het werk van Van Epen in Amsterdam naar de Watergraafsmeer (laagbouw aan het Archimedesplantsoen voor AWV). Ook in andere plaatsen ontwierp van Epen woningcomplexen. Het belangrijkste staat in Middelburg, aan wat nu het Van Epenpark heet.
Over de laatste fase van de loopbaan van Van Epen schrijft Priester: "In de Tweede Wereldoorlog kwam de bouw praktisch geheel tot stilstand en sloot Van Epen zich aan bij een studiegroep die zich richtte op de naoorlogse woningbouw. Standaardisatie was een thema. Ook werkte hij aan plannen voor wat zijn laatste woningbouwproject in Amsterdam zou worden: 52 woningen aan de Kamperfoelieweg in Noord. Van Epen overleed op 28 december 1960."
Volgens Roding en Van Dijk in hun bij Bonas verschenen biografie van Van Epen is de classificatie Amsterdamse School architect niet zonder meer van toepassing op Van Epen. Zij schrijven: "Stilistisch gezien houdt Van Epen zijn hele leven vast aan een sobere vormentaal, waarin het ornament nauwelijks een rol speelt. Soms experimenteert hij met vormen die hij om zich heen waarneemt: het werk van Berlage, dat van de Amsterdamse School, Amerikaanse invloeden; echter zonder zich daar ooit helemaal aan over te leveren. Rond 1916 is er duidelijk sprake van een climax in Van Epens oeuvre. Zijn eigen villa 't Steen (in Hilversum, gesloopt 1975, toevoeging GJ Lobbes) vertoont dan opeens een zeer expressieve baksteenarchitectuur, waarin de esthetiek van het platte dak wordt verkend. Omstreeks dezelfde tijd wordt dit platte dak toegevoegd aan de uiterste strakke en sobere architectuur van de bouwblokken aan de Pieter Lastmankade. Het is jammer dat Van Epen niet is voortgegaan op deze weg. Zijn voorkeur bleek uiteindelijk toch te liggen bij een meer 'landelijke' architectuur". (Roding/Van Dijk blz 41)
BronnenJuliette Roding en Talitha van Dijk, J.C. van Epen 1880-1960 (Uitgeverij Bonas, zj).
Links
Gerelateerde personen
Gerelateerde objecten