Details
Naam
Bloemenbuurt - Plan Oost, Groningen
Aantal afbeeldingen: 20
IntroductieDeze Groningse arbeidersbuurt is geheel in Amsterdamse School-stijl opgebouwd.
AdresIrislaan, Lindenlaan, Zonnebloemstraat, Dahliastraat, Begoniastraat, Goudsbloemstraat
Postcode(s)9713 PE
PlaatsGroningen
LandNederland
Vervaardiger Siebe Jan Bouma (Architect)
Datum1925 - 1928
Huidige staatDeels of volledig gerenoveerd
OpdrachtgeverGemeente overig
Gemeente
Gemeente
Huidige eigenaarWoningcorporatie
Oorspronkelijke functieEtagewoningen / winkels
Huidige functieGemengde bestemming: woningen en winkels/bedrijfsruimtes
Type objectBlok
AchtergrondIn 1906 werd het algemeen uitbreidingsplan voor Groningen van J.A. Mulock Houwer vastgesteld. Vanaf 1909 werd begonnen met de onteigening en het bouwrijp maken van de gronden. Pas in 1915 werd in het gebied voor het eerst gebouwd. Aan het eind van het Zaagmulderswegje, midden in de weilanden, verrees in dat jaar een verzorgingstehuis voor de opvang van de ernstig zieken onder de allerarmsten, het (latere) Treslinghuis. Toen, ondanks de sterk gestegen woningnood, initiatieven van woningbouwverenigingen en particulieren nog steeds uitbleven, besloot de gemeenteraad in 1918 tot de bouw van 68 semi-permanente en 29 houten noodwoningen. Dit complex (naar de kleur van de dakpannen het 'Rode Dorp' genoemd) werd gebouwd in de weilanden achter het geplande Gorechtkanaal. De woningen waren bestemd voor bewoners van krotten uit de rest van de stad.
In 1919 nam de gemeente alvast het initiatief voor de bouw van een complex van 176 woningen voor de allerarmsten op een terrein achter het slachthuis (ontwerp: J.A. Mulock Houwer). Dit zogenaamde 'Blauwe Dorp', bestond uit 76 semi-permanente rug-aan-rugwoningen van vier onder één kap (de 'boerderijtjes') met daaromheen 96 (rand)woningen en vier winkels. De Lindenhof met de boerderijtjes (het 'Blauwe Dorp') werd de spil voor het enkele jaren later ter hand genomen 'Plan Oost” voor de bouw van 750 goedkope arbeiderswoningen ten noorden en ten zuiden van de buurt.
Plan Oost moest volgens de opvattingen van het sociaaldemocratisch gezinde gemeentebestuur het paradijs voor de arbeidersbevolking worden, een wijk met een buurthuis, speeltuin, plantsoenen, een badhuis, een naai- en kookschool en dergelijke, maar zonder café of slijterij.
In 1919 nam de gemeente alvast het initiatief voor de bouw van een complex van 176 woningen voor de allerarmsten op een terrein achter het slachthuis (ontwerp: J.A. Mulock Houwer). Dit zogenaamde 'Blauwe Dorp', bestond uit 76 semi-permanente rug-aan-rugwoningen van vier onder één kap (de 'boerderijtjes') met daaromheen 96 (rand)woningen en vier winkels. De Lindenhof met de boerderijtjes (het 'Blauwe Dorp') werd de spil voor het enkele jaren later ter hand genomen 'Plan Oost” voor de bouw van 750 goedkope arbeiderswoningen ten noorden en ten zuiden van de buurt.
Plan Oost moest volgens de opvattingen van het sociaaldemocratisch gezinde gemeentebestuur het paradijs voor de arbeidersbevolking worden, een wijk met een buurthuis, speeltuin, plantsoenen, een badhuis, een naai- en kookschool en dergelijke, maar zonder café of slijterij.
BeschrijvingDe complexen van Plan Oost werden ontworpen door S.J. Bouma van de Dienst Gemeentewerken en kregen een architectonische vormgeving in de stijl van de Amsterdamse School. Een belangrijke bron van inspiratie waren voor Bouma de buurt van de Dageraad in Amsterdam Zuid (De Klerk en Kramer), evenals de Amsterdamse Transvaalbuurt van Berlage, Gratama en Versteeg. De zo goed als symmetrische aanleg van de Dageraad rond een Y-vormig stratenplan keert haast letterlijk terug in Bouma's ontwerp. En net als in de Transvaalbuurt zien we in de Bloemenbuurt etagebouw als muur rond tuindorpachtige straten van een grote beslotenheid.
In 1926-1927 werden ten noorden van De Lindenhof 368 woningen en drie winkels gebouwd, een jaar later ten zuiden hiervan 343 woningen en vijf winkels. In het zuidelijke complex werd de breedte van de straten op last van de rijksoverheid groter dan gepland. Er werden, met enkele variaties voor de woningen boven de poorten, drie hoofdtypen ontwikkeld met elk een variant voor de zonzijde. Twee ervan betreffen eengezinswoningen, het derde type is etagebouw, waarbij drie woningen werden geschakeld aan een gemeenschappelijke ingang. Een noviteit was de ligging van de slaapkamers aan de straatzijde.
De Bloemenbuurt neemt door zijn omvang een aparte plaats in binnen Bouma's oeuvre. Jikke van der Spek schrijft hierover: "Bijzonder is het nauwe verband tussen stedenbouwkundig ontwerp en architectonische uitwerking. Bouma ontwierp een stratenplan waarin stedelijke gevelwanden aan lange doorlopende straten worden afgewisseld met pleintjes, hofjes en plantsoenen. Hogere portiek- en lagere gezinswoningen zorgen voor een gevarieerd beeld, poortbebouwingen geven interessante zichtlijnen en verschillende woningtypen hebben hun plaats in het geheel gevonden. Markante schoolgebouwen fungeren als stedenbouwkundige accenten, zoals de school aan de Heesterpoort."
Van der Spek vervolgt: "De architectonische vormgeving vertoont onmiskenbaar de Amsterdamse invloed, hoewel in uitwerking soberder dan het hoofdstedelijke voorbeeld. Verschillend gevormde en gekleurde bakstenen, in diverse sierverbanden gemetseld, verlevendigen de woningen. Hoekpartijen worden gemarkeerd door uitgemetselde sculpturale opbouwen. De monumentale lange gevelwanden krijgen ritmiek door trapeziumvormige portieken, naar voren welvende erkers en doorlopende vensterstroken. Met name de Irislaan en de Hortensialaan benaderen de Amsterdamse voorbeelden het meest." (Van der Spek, blz 32).
Zeer bekend en vaak afgebeeld is de plastisch vormgegeven hoekoplossing van de Irislaan en de Lindenlaan, waar sprake is van gecombineerde woning en winkelbouw. We zien verticale stroken bakstenen die eruit zien als harmonica's, met links en rechts halve cilinders. Hier was onder meer een vestiging van de Verbruiks Coöperatie De Toekomst, een vereniging die arbeiders opriep in de door haar beheerde winkels te kopen om werklozen te steunen.
Het gebouw van de Th. Thijssen- en de D. Bosschool aan de Zaagmuldersweg, ook van Bouma, geldt als een inleiding tot de Bloemenbuurt, een intermediair tussen de kleinschalige buurt en de grootschaliger omgeving. In 1930 is, op de hoek van de Hortensialaan en de Zaagmuldersweg, nog een markant, inleidend element aan het geheel toegevoegd. Het gaat om het wijkgebouw van de geneeskundige dienst met een politiepost en twee bovenwoningen. De kleuren van de kozijnen van dit wijkgebouw, onder meer okergeel en rood, zijn teruggebracht op basis van verflagenonderzoek en hebben gediend als voorbeeld voor de rest van de wijk.
In 1926-1927 werden ten noorden van De Lindenhof 368 woningen en drie winkels gebouwd, een jaar later ten zuiden hiervan 343 woningen en vijf winkels. In het zuidelijke complex werd de breedte van de straten op last van de rijksoverheid groter dan gepland. Er werden, met enkele variaties voor de woningen boven de poorten, drie hoofdtypen ontwikkeld met elk een variant voor de zonzijde. Twee ervan betreffen eengezinswoningen, het derde type is etagebouw, waarbij drie woningen werden geschakeld aan een gemeenschappelijke ingang. Een noviteit was de ligging van de slaapkamers aan de straatzijde.
De Bloemenbuurt neemt door zijn omvang een aparte plaats in binnen Bouma's oeuvre. Jikke van der Spek schrijft hierover: "Bijzonder is het nauwe verband tussen stedenbouwkundig ontwerp en architectonische uitwerking. Bouma ontwierp een stratenplan waarin stedelijke gevelwanden aan lange doorlopende straten worden afgewisseld met pleintjes, hofjes en plantsoenen. Hogere portiek- en lagere gezinswoningen zorgen voor een gevarieerd beeld, poortbebouwingen geven interessante zichtlijnen en verschillende woningtypen hebben hun plaats in het geheel gevonden. Markante schoolgebouwen fungeren als stedenbouwkundige accenten, zoals de school aan de Heesterpoort."
Van der Spek vervolgt: "De architectonische vormgeving vertoont onmiskenbaar de Amsterdamse invloed, hoewel in uitwerking soberder dan het hoofdstedelijke voorbeeld. Verschillend gevormde en gekleurde bakstenen, in diverse sierverbanden gemetseld, verlevendigen de woningen. Hoekpartijen worden gemarkeerd door uitgemetselde sculpturale opbouwen. De monumentale lange gevelwanden krijgen ritmiek door trapeziumvormige portieken, naar voren welvende erkers en doorlopende vensterstroken. Met name de Irislaan en de Hortensialaan benaderen de Amsterdamse voorbeelden het meest." (Van der Spek, blz 32).
Zeer bekend en vaak afgebeeld is de plastisch vormgegeven hoekoplossing van de Irislaan en de Lindenlaan, waar sprake is van gecombineerde woning en winkelbouw. We zien verticale stroken bakstenen die eruit zien als harmonica's, met links en rechts halve cilinders. Hier was onder meer een vestiging van de Verbruiks Coöperatie De Toekomst, een vereniging die arbeiders opriep in de door haar beheerde winkels te kopen om werklozen te steunen.
Het gebouw van de Th. Thijssen- en de D. Bosschool aan de Zaagmuldersweg, ook van Bouma, geldt als een inleiding tot de Bloemenbuurt, een intermediair tussen de kleinschalige buurt en de grootschaliger omgeving. In 1930 is, op de hoek van de Hortensialaan en de Zaagmuldersweg, nog een markant, inleidend element aan het geheel toegevoegd. Het gaat om het wijkgebouw van de geneeskundige dienst met een politiepost en twee bovenwoningen. De kleuren van de kozijnen van dit wijkgebouw, onder meer okergeel en rood, zijn teruggebracht op basis van verflagenonderzoek en hebben gediend als voorbeeld voor de rest van de wijk.
InterieurVoor zover ik weet hebben de interieurs nooit architectonische waarde gehad, het ging dan ook om arbeiderswoningen.
Recente ontwikkelingenDe blokken zijn nog altijd in handen van woningcorporaties, onder meer Nijestee. De afgelopen jaren zijn zij uitgebreid gerenoveerd, waarbij de kleuren van houtwerk die inmiddels als typisch voor Bouma worden beschouwd, terug zijn gebracht. Of aangebracht waar zij niet eerder aanwezig waren, want de kleurigheid van Bouma's kozijnen gaat niet overal terug op originele situaties. Dit is op te maken uit de historische foto's uit de twintiger jaren. Op die foto's is vaak wel te zien dat de kozijnen van de woningen op de begane grond donker gelakt waren. Overal was bovendien sprake van laddervensters, in veel gevallen op de eerste verdieping kantelbaar, een noviteit.
Bronnen
Jikke van der Spek en Marne de Jong, De schoonheid van het detail. De Amsterdamse School in de provincie Groningen (Groningen 2000).
Herma Hekkema, S.J. Bouma 1899-1959. (Groningen 1992).
Ingezonden door Gert-Jan Lobbes
Professionele of persoonlijke bandMooi om te zien hoe deze buurt met liefde en aandacht is opgeknapt. De laddervensters zijn helaas bij (kleur) restauraties niet terug gebracht, wat beslist afbreuk doet aan het geheel.
Gerelateerde objecten