Details
Naam
Vijzelstraatflat (vm), Amsterdam
Aantal afbeeldingen: 60
IntroductieOoit een mooie drie-eenheid met de andere gebouwen aan de Vijzelstraat, maar al na veertig verdween dit pand van Joan van der Meij uit het straatbeeld.
AdresVijzelstraat 36-100
Postcode(s)1017
PlaatsAmsterdam
LandNederland
Vervaardiger Joan van der Meij (Architect)
Zeeger Gulden (Architect)
Melle Geldmaker (Architect)
Hildo Krop (Kunstenaar)
Zeeger Gulden (Architect)
Melle Geldmaker (Architect)
Hildo Krop (Kunstenaar)
Datum1926 - 1929
Huidige staatGesloopt
OpdrachtgeverNV Amstelstein
Oorspronkelijke functieEtagewoningen / diverse overige functies
Type objectGebouw
AchtergrondDe Vijzelstraatflat, ook wel genaamd Amstelstein naar de eigenaar NV Amstelstein, was een appartementencomplex met een winkelgalerij in de Vijzelstraat te Amsterdam naar ontwerp van Joan van der Meij. Hoewel de winkelgalerij in 1938 nog werd geprezen als behorend "tot de vele goede werken waarmede de Amsterdamse School Amsterdam heeft verrijkt" (Amsterdamse bouwkunst en stadsschoon, 1938) was het gebouw geen lang leven beschoren en verdween het binnen veertig jaar uit het straatbeeld.
De Vijzelstraat werd in de jaren twintig van de 20e eeuw verbreed om de verkeersstroom meer ruimte te bieden. Deze verbreding werd in fasen aangepakt, aangezien bij die verbreding een flink aantal panden gesloopt moest worden. Berlage zou de bebouwing van het eerste stuk ontwerpen (later ontwierp Rutgers hier het Carlton hotel), De Bazel ontwierp het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel Maatschappij en Joan van der Meij kreeg de opdracht voor het derde stuk. Hij ontwierp een woon/winkelcomplex met galerijen op de begane grond. De plattegronden waren in handen van Gulden en Geldmaker. Het complex werd in twee stadia gebouwd, eerst van de Keizersgracht tot aan de Kerkstraat en vervolgens van de Kerkstraat naar de Prinsengracht. Beeldend kunstenaar Marinus Vreugde maakte in 1926 van het complex een maquette ter bespreking, Berlage keurde het ontwerp goed, al vroeg de schoonheidscommissie nog aanpassingen. Het gebouw kende derhalve een gedegen voorbereiding.
Op 9 november 1926 ging de eerste heipaal de grond in. In september 1927 was het gebouw al dermate gereed, dat de elektriciteitswinkel van de gemeente Amsterdam zich in het gebouw kon vestigen. In december 1927 zou de eerste helft van het gebouw klaar zijn. De totale bouw werd onder een ongelukkig gesternte opgeleverd, in het crisisjaar 1929.
Vanaf het begin bleek dat Amsterdammers niet erg warm liepen voor het gebouw. Het was crisis en men had het geld niet om de huur te betalen. Onderzoek wees uit, dat de woningen omgebouwd werden tot kamerverhuur uitlopend tot prostitutie in de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1955 waren herstelwerkzaamheden nodig. Terwijl de aannemer bezig was met kolommen bij de ondersteuning van de onderdoorgang Kerkstraat, stortte op 23 maart 1955 het gebouw ter plaatse in. De bovengelegen woningen zakten dermate scheef dat de bewoners moesten vertrekken. Na de instorting wees onderzoek uit dat er tijdens de bouw onverantwoord was gehandeld. De fundering en kelders waren uitstekend, maar naarmate men hoger was gekomen, was meer en meer gekozen voor snelle oplossingen en twijfelachtige bouwmaterialen. Er bleek zelfs dat een ijzeren stutbalk in de overspanning van de Kerkstraat was weggelaten. Een aannemer wist het zodanig te herstellen, dat bewoning in januari 1956 weer mogelijk was. Men hield echter het gebouw in de gaten. Op 6 juli 1961 stortte weer een deel in, ditmaal van de voorgevel. Er werd opnieuw geprobeerd de zaak te verhelpen, maar het bleek onvoldoende om het gebouw te redden. In 1962/1963 werd het complex gesloopt. “De basis zat even diep als de onderkant van een tegel,” vertelde Th.L. Post van het gelijknamige slopersbedrijf op 28 november 1963 aan Het Parool, toen de laatste pilaar van de arcade naar beneden was gehaald. De bange vermoedens over de gebrekkige constructie werden volledig bevestigd.
Na de sloop volgde de strijd. De Algemene Bank Nederland had belangstelling voor de plek en wilde hier een groot kantoorgebouw neerzetten. Het gemeentebestuur voelde daar ook wel voor. Prompt kwam een protestbeweging op gang die nog veel voor de stad zou betekenen. Het gat aan de Vijzelstraat werd de meest omstreden bouwput van Amsterdam in de jaren zestig. Ouderwetse heemschutters verenigden zich met progressieve architecten en jonge provo’s in de actie ‘Ban de Bank’. Ze verzetten zich met hand en tand tegen de bouw van de ‘klont’ die de ABN voor de Vijzelstraat in petto had. Die strijd werd verloren. In 1966 gaf de gemeenteraad toestemming voor de bouw van de kantoorkolos van architect Marius Duintjer, die er nog steeds staat. Wel werd het gebouw minder hoog dan eerst de bedoeling was. In 1973 betrok de ABN het pand. Marius van Melle en Niels Wisman karakteriseren het in hun artikel in Ons Amsterdam als "een van de lelijkste gebouwen van de stad" en melden dat het "met de Vijzelstraat niet echt meer goedgekomen (is)". Weliswaar is de ABN al weer een aantal jaren geleden vertrokken en was er sprake van sloop, maar het gebouw is blijven staan en heeft een facelift gekregen. Mooier is het er niet van geworden.
De Vijzelstraat werd in de jaren twintig van de 20e eeuw verbreed om de verkeersstroom meer ruimte te bieden. Deze verbreding werd in fasen aangepakt, aangezien bij die verbreding een flink aantal panden gesloopt moest worden. Berlage zou de bebouwing van het eerste stuk ontwerpen (later ontwierp Rutgers hier het Carlton hotel), De Bazel ontwierp het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel Maatschappij en Joan van der Meij kreeg de opdracht voor het derde stuk. Hij ontwierp een woon/winkelcomplex met galerijen op de begane grond. De plattegronden waren in handen van Gulden en Geldmaker. Het complex werd in twee stadia gebouwd, eerst van de Keizersgracht tot aan de Kerkstraat en vervolgens van de Kerkstraat naar de Prinsengracht. Beeldend kunstenaar Marinus Vreugde maakte in 1926 van het complex een maquette ter bespreking, Berlage keurde het ontwerp goed, al vroeg de schoonheidscommissie nog aanpassingen. Het gebouw kende derhalve een gedegen voorbereiding.
Op 9 november 1926 ging de eerste heipaal de grond in. In september 1927 was het gebouw al dermate gereed, dat de elektriciteitswinkel van de gemeente Amsterdam zich in het gebouw kon vestigen. In december 1927 zou de eerste helft van het gebouw klaar zijn. De totale bouw werd onder een ongelukkig gesternte opgeleverd, in het crisisjaar 1929.
Vanaf het begin bleek dat Amsterdammers niet erg warm liepen voor het gebouw. Het was crisis en men had het geld niet om de huur te betalen. Onderzoek wees uit, dat de woningen omgebouwd werden tot kamerverhuur uitlopend tot prostitutie in de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1955 waren herstelwerkzaamheden nodig. Terwijl de aannemer bezig was met kolommen bij de ondersteuning van de onderdoorgang Kerkstraat, stortte op 23 maart 1955 het gebouw ter plaatse in. De bovengelegen woningen zakten dermate scheef dat de bewoners moesten vertrekken. Na de instorting wees onderzoek uit dat er tijdens de bouw onverantwoord was gehandeld. De fundering en kelders waren uitstekend, maar naarmate men hoger was gekomen, was meer en meer gekozen voor snelle oplossingen en twijfelachtige bouwmaterialen. Er bleek zelfs dat een ijzeren stutbalk in de overspanning van de Kerkstraat was weggelaten. Een aannemer wist het zodanig te herstellen, dat bewoning in januari 1956 weer mogelijk was. Men hield echter het gebouw in de gaten. Op 6 juli 1961 stortte weer een deel in, ditmaal van de voorgevel. Er werd opnieuw geprobeerd de zaak te verhelpen, maar het bleek onvoldoende om het gebouw te redden. In 1962/1963 werd het complex gesloopt. “De basis zat even diep als de onderkant van een tegel,” vertelde Th.L. Post van het gelijknamige slopersbedrijf op 28 november 1963 aan Het Parool, toen de laatste pilaar van de arcade naar beneden was gehaald. De bange vermoedens over de gebrekkige constructie werden volledig bevestigd.
Na de sloop volgde de strijd. De Algemene Bank Nederland had belangstelling voor de plek en wilde hier een groot kantoorgebouw neerzetten. Het gemeentebestuur voelde daar ook wel voor. Prompt kwam een protestbeweging op gang die nog veel voor de stad zou betekenen. Het gat aan de Vijzelstraat werd de meest omstreden bouwput van Amsterdam in de jaren zestig. Ouderwetse heemschutters verenigden zich met progressieve architecten en jonge provo’s in de actie ‘Ban de Bank’. Ze verzetten zich met hand en tand tegen de bouw van de ‘klont’ die de ABN voor de Vijzelstraat in petto had. Die strijd werd verloren. In 1966 gaf de gemeenteraad toestemming voor de bouw van de kantoorkolos van architect Marius Duintjer, die er nog steeds staat. Wel werd het gebouw minder hoog dan eerst de bedoeling was. In 1973 betrok de ABN het pand. Marius van Melle en Niels Wisman karakteriseren het in hun artikel in Ons Amsterdam als "een van de lelijkste gebouwen van de stad" en melden dat het "met de Vijzelstraat niet echt meer goedgekomen (is)". Weliswaar is de ABN al weer een aantal jaren geleden vertrokken en was er sprake van sloop, maar het gebouw is blijven staan en heeft een facelift gekregen. Mooier is het er niet van geworden.
BeschrijvingLiefhebbers van de Amsterdamse School kijken nu met weemoed naar de foto's van de Vijzelstraatflat, ooit een hoofdwerk van Van der Meij en de Amsterdamse School en helemaal passend in de rij van grote gebouwen aan de even zijde van de Vijzelstraat, beginnend met het Carlton Hotel van Rutgers. Overigens was het lot van dat hotel ook niet zo fortuinlijk. Het kwam zwaar beschadigd uit de Tweede Wereldoorlog en heeft daardoor veel van zijn schoonheid verloren. Van de drie kolossen staat alleen De Bazel nog in volle glorie.
Het gebouw met betonnen skelet was 150 meter lang. Er werden 4 miljoen bakstenen gebruikt om de gevel te bekleden. Het grootste deel bestond uit vijf verdiepingen. Een onderdoorgang in de Kerkstaat vormde als het ware het centrum. Vandaar uit breidde het zich in de richting van de grachten uit. Het centrum werd geaccentueerd door twee torens die boven het dak uitstaken. Hierin waren atelierwoningen ondergebracht. De begane grond met galerij en eerste verdieping in de rooilijn hadden een tamelijk strakke uitstraling. Tussen de pilaren waren oorspronkelijk grote glas in lood schermen aangebracht.
Op foto's uit de vijftiger jaren is te zien dat deze toen al grotendeels weggehaald waren, mogelijk om lichttoetreding in de galerijen te verbeteren. De winkels in de galerij waren zeer hoog en hadden daarom ook hoge etalages met veel glas. De tweede tot en met de vijfde verdiepingen weken terug vanaf de rooilijn. Hier waren erkers en balkons of loggia's te vinden, eerder geordend dan speels. Op de hoek met beide grachten staken driehoekige erkers deels uit de gevel. Deze erkers doen denken aan de erkers die de hoeken van twee ander panden van Van der Meij markeren, namelijk Hoofdweg-Erasmusgracht.
Oorspronkelijk was de straatzijde van de begane grond voorzien van lantaarns. Op latere foto's is te zien dat deze waren vervangen door uithangborden, vermoedelijk van de onder de galerij gevestigde winkels. Wat verder opvalt wanneer we de vroege foto's met de latere foto's vergelijken, is de kleur van de kozijnen. Deze was bij oplevering vrij donker (mogelijk oker) en daardoor passend bij de bakstenen. Later waren zij wit gelakt.
Een bijzondere vermelding verdienen de gevelstenen van de hand van stadsbeeldhouwer Hildo Krop. Bij de sloop van het pand ging dit beeldhouwwerk grotendeels verloren. De figuurtjes waren, afgaande op de foto’s, met name aangebracht aan de pilaren en bij de aanzet van de erkers aan de kant van de Vijzelstraat. Een overgebleven exemplaar afkomstig van de Keizersgracht gevel - een faun met een raafje op zijn schouder - bevindt zich tegenwoordig op de achtergevel van Krops buitenverblijf in Bergen. Langwerpige beeldjes van een staande man en een staande vrouw (elk bestaand uit twee delen en hoog 63cm) werden in februari 2020 te koop aangeboden op de Art Deco Beurs in Den Haag.
Het gebouw met betonnen skelet was 150 meter lang. Er werden 4 miljoen bakstenen gebruikt om de gevel te bekleden. Het grootste deel bestond uit vijf verdiepingen. Een onderdoorgang in de Kerkstaat vormde als het ware het centrum. Vandaar uit breidde het zich in de richting van de grachten uit. Het centrum werd geaccentueerd door twee torens die boven het dak uitstaken. Hierin waren atelierwoningen ondergebracht. De begane grond met galerij en eerste verdieping in de rooilijn hadden een tamelijk strakke uitstraling. Tussen de pilaren waren oorspronkelijk grote glas in lood schermen aangebracht.
Op foto's uit de vijftiger jaren is te zien dat deze toen al grotendeels weggehaald waren, mogelijk om lichttoetreding in de galerijen te verbeteren. De winkels in de galerij waren zeer hoog en hadden daarom ook hoge etalages met veel glas. De tweede tot en met de vijfde verdiepingen weken terug vanaf de rooilijn. Hier waren erkers en balkons of loggia's te vinden, eerder geordend dan speels. Op de hoek met beide grachten staken driehoekige erkers deels uit de gevel. Deze erkers doen denken aan de erkers die de hoeken van twee ander panden van Van der Meij markeren, namelijk Hoofdweg-Erasmusgracht.
Oorspronkelijk was de straatzijde van de begane grond voorzien van lantaarns. Op latere foto's is te zien dat deze waren vervangen door uithangborden, vermoedelijk van de onder de galerij gevestigde winkels. Wat verder opvalt wanneer we de vroege foto's met de latere foto's vergelijken, is de kleur van de kozijnen. Deze was bij oplevering vrij donker (mogelijk oker) en daardoor passend bij de bakstenen. Later waren zij wit gelakt.
Een bijzondere vermelding verdienen de gevelstenen van de hand van stadsbeeldhouwer Hildo Krop. Bij de sloop van het pand ging dit beeldhouwwerk grotendeels verloren. De figuurtjes waren, afgaande op de foto’s, met name aangebracht aan de pilaren en bij de aanzet van de erkers aan de kant van de Vijzelstraat. Een overgebleven exemplaar afkomstig van de Keizersgracht gevel - een faun met een raafje op zijn schouder - bevindt zich tegenwoordig op de achtergevel van Krops buitenverblijf in Bergen. Langwerpige beeldjes van een staande man en een staande vrouw (elk bestaand uit twee delen en hoog 63cm) werden in februari 2020 te koop aangeboden op de Art Deco Beurs in Den Haag.
InterieurVan der Meij ontwierp alleen de buitenkant. De plattegronden waren ontworpen door Gulden en Geldmaker. Op deze plattegronden zien we dat het ging om meerdere typen woning, van klein tot groot. Het gebouw kende zowel trappen als liften. Veel tekeningen zijn bewaard gebleven en zijn te vinden in het Stadsarchief. Op de tekeningen staan steeds de namen van Gulden en Geldmaker, de naam Van der Meij komt er niet op voor.
Bronnen
Michiel Kruidenier, Joan Melchior van der Meij. Pionier van de Amsterdamse School (Rotterdam, 2014).
Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.
Johan Sonnenschein en Loek van Vlerken, Hildo Krop. Faunen (Steenwijk, 2019).
Links
Ingezonden door Gert-Jan Lobbes
Professionele of persoonlijke bandWeer zo een gebouw waarvoor ik een reis terug in de tijd zou willen maken.
Gerelateerde objecten