Details
Naam
Eerste Jaarbeursgebouw (vm), Utrecht
Aantal afbeeldingen: 39
IntroductieEen zo goed als vergeten gebouw op een markante plek in de Utrechtse binnenstad, dat met z'n dakpannen gevelbekleding, bakstenen beeldhouwwerk, metselwerk, expressieve gevelbelettering, en kleurrijke interieur invloeden van de Amsterdamse School toonde.
AdresVredenburg
Postcode(s)3511 BE
PlaatsUtrecht
LandNederland
Vervaardiger J. de Bie Leuveling Tjeenk (Architect)
M. Brinkman (Architect)
Lambertus Zijl (Kunstenaar)
M. Brinkman (Architect)
Lambertus Zijl (Kunstenaar)
Datum1920 - 1921
Huidige staatGesloopt
Oorspronkelijke functieVeiling- / beursgebouw
Type objectGebouw
AchtergrondIn Nederlands had de internationale handel door de Eerste Wereldoorlog ernstig te lijden. In 1917 werd daarom, om de binnenlandse handel en nijverheid te bevorderen, de eerste Jaarbeurs georganiseerd. Dat was op het Vredenburg in Utrecht, gekozen om z’n centrale ligging, en vond plaats in onder andere de Fruithal, de Korenbeurs en houten barakken. Omdat dit, net als de Jaarbeurs het jaar erop, een enorm succes was, werd besloten een permanent Jaarbeursgebouw te bouwen. De Fruithal werd gesloopt en een pand naar ontwerp van J. de Bie Leuveling Tjeenk, met M. Brinkman uit Rotterdam in een adviserende rol, werd gebouwd.
Architect Tjeenk legde in Bouwkundig Weekblad zijn ontwerp toe, dat het eerste van in totaal drie min of meer identieke bouwwerken aan het Vredenburg moest worden. Financiële en praktische overwegingen bepaalden dat het gebouw vijf verdiepingen hoog zou worden. Door de vierde verdieping iets terug te bouwen en door het steile dak oogde het volgens hem minder hoog. En bovendien: ‘Het ware irrationeel om voor deze bebouwing, die zuiver uit de eischen van den tegenwoordigen tijd voortkomt, angstvallig aan het pittoreske Utrechtsche stadsbeeld met zijn kleine afmetingen vast te houden. Wat de architectuur van het complex betreft, is er naar gestreefd door herhaling van eenzelfden vorm met eenige afwisseling bij de breed opgevatte ingangen, de overdekte doorgangen en voornamelijk de traptorens, die op de hoeken van ieder gebouw logisch uit de plattegrond voortkomen, tot krachtig zich uitende monumentaliteit te komen.’
In februari 1920 legde prinses Juliana de eerste steen van het eerste vaste Jaarbeursgebouw. De prinses ondertekende een oorkonde, ontworpen door kunstenaar Van der Laars, die samen met enkele muntstukken in een koperen bus in de sluitsteen werd geplaatst.
In 1921 werd in het gebouw de vijfde Jaarbeurs gehouden en dit was tegelijk ook de eerste internationale editie. Het gebouw was met 2,3 miljoen gulden fors duurder dan de geraamde 1,8 miljoen. Ruimtegebrek bleef echter een probleem, wat enigszins werd verlicht toen in 1930 en 1932 tussen de Rijnkade en het Vredenburg nog twee aangrenzende gebouwen verrezen, die in uitvoering een stuk soberder waren dan het eerste gebouw.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef de Jaarbeurs groeien. Omdat verdere uitbreiding aan het Vredenburg geen optie was, werd verhuisd naar de huidige locatie aan de Croeselaan. In 1970 was het Eerste Jaarbeursgebouw een van de gebouwen op het Vredenburg die gesloopt werd om plaats te maken voor Hoog Catharijne en Muziekcentrum Vredenburg.
Architect Tjeenk legde in Bouwkundig Weekblad zijn ontwerp toe, dat het eerste van in totaal drie min of meer identieke bouwwerken aan het Vredenburg moest worden. Financiële en praktische overwegingen bepaalden dat het gebouw vijf verdiepingen hoog zou worden. Door de vierde verdieping iets terug te bouwen en door het steile dak oogde het volgens hem minder hoog. En bovendien: ‘Het ware irrationeel om voor deze bebouwing, die zuiver uit de eischen van den tegenwoordigen tijd voortkomt, angstvallig aan het pittoreske Utrechtsche stadsbeeld met zijn kleine afmetingen vast te houden. Wat de architectuur van het complex betreft, is er naar gestreefd door herhaling van eenzelfden vorm met eenige afwisseling bij de breed opgevatte ingangen, de overdekte doorgangen en voornamelijk de traptorens, die op de hoeken van ieder gebouw logisch uit de plattegrond voortkomen, tot krachtig zich uitende monumentaliteit te komen.’
In februari 1920 legde prinses Juliana de eerste steen van het eerste vaste Jaarbeursgebouw. De prinses ondertekende een oorkonde, ontworpen door kunstenaar Van der Laars, die samen met enkele muntstukken in een koperen bus in de sluitsteen werd geplaatst.
In 1921 werd in het gebouw de vijfde Jaarbeurs gehouden en dit was tegelijk ook de eerste internationale editie. Het gebouw was met 2,3 miljoen gulden fors duurder dan de geraamde 1,8 miljoen. Ruimtegebrek bleef echter een probleem, wat enigszins werd verlicht toen in 1930 en 1932 tussen de Rijnkade en het Vredenburg nog twee aangrenzende gebouwen verrezen, die in uitvoering een stuk soberder waren dan het eerste gebouw.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef de Jaarbeurs groeien. Omdat verdere uitbreiding aan het Vredenburg geen optie was, werd verhuisd naar de huidige locatie aan de Croeselaan. In 1970 was het Eerste Jaarbeursgebouw een van de gebouwen op het Vredenburg die gesloopt werd om plaats te maken voor Hoog Catharijne en Muziekcentrum Vredenburg.
BeschrijvingWe zijn voor een beschrijving van het pand grotendeels aangewezen op foto’s en verslagen van tijdgenoten, met name krantenartikelen van de opening. Opvallend is dat de meeste de zakelijkheid en soberheid van de gevel opmerken. Het Vaderland noteerde bovendien dat de gevel "niet onze keuze zou zijn". Het voor Utrecht atypische formaat maakte op de Arnhemsche Courant "een min of meer Amerikaanschen indruk".
Het gebouw had een betonnen skelet met een bakstenen omhulsel en mat 38 bij 80 meter en was 23 meter hoog. De vier beelden van Lambertus Zijl hoog aan de gevel op de torenachtige noordwesthoek – het visitekaartje voor bezoekers die vanaf het station kwamen – stelden de Arbeid (een werkman), de Vooruitstrevendheid (een zeeman) en het resultaat hiervan, de oogst (gedragen door twee kinderen) voor. "De beelden, in baksteen, vormen een geheel met de overige baksteen, die het betonnen geraamte bedekken", aldus De Tijd. Met deze hoek is "door verhooging gestreefd naar een in het karakter van de gevels meegaande hoekoplossing, die als een stoere wachter den ingang der Jaarbeursstad Utrecht aangeeft".
De bovenste verdieping was bekleed met verticale dakpannen. Boven de ingang stond aanvankelijk in sierlijke letters ‘Gebouw der Nederlandsche Jaarbeurs’. In 1931 kreeg de Jaarbeurs het predicaat ‘Koninklijk’. De woorden ‘Gebouw der' verdween van de gevel en werd vervangen door ‘Koninklijke’. In 1953 werden, ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de Jaarbeurs, bij de ingang vier gevelbeelden geplaatst, ontworpen door Pieter d’Hont.
Bij de opening van het gebouw werden door de Vereeniging van handel en Nijverheid van Utrecht 30 glas-in-loodramen aangeboden voor de hal (ontworpen door architect M.J. van der Vegt of N.J. van der Vecht uit Amstelveen) en uitgevoerd door de Utrechtse firma De Vos en Van Straaten.
Het gebouw had een betonnen skelet met een bakstenen omhulsel en mat 38 bij 80 meter en was 23 meter hoog. De vier beelden van Lambertus Zijl hoog aan de gevel op de torenachtige noordwesthoek – het visitekaartje voor bezoekers die vanaf het station kwamen – stelden de Arbeid (een werkman), de Vooruitstrevendheid (een zeeman) en het resultaat hiervan, de oogst (gedragen door twee kinderen) voor. "De beelden, in baksteen, vormen een geheel met de overige baksteen, die het betonnen geraamte bedekken", aldus De Tijd. Met deze hoek is "door verhooging gestreefd naar een in het karakter van de gevels meegaande hoekoplossing, die als een stoere wachter den ingang der Jaarbeursstad Utrecht aangeeft".
De bovenste verdieping was bekleed met verticale dakpannen. Boven de ingang stond aanvankelijk in sierlijke letters ‘Gebouw der Nederlandsche Jaarbeurs’. In 1931 kreeg de Jaarbeurs het predicaat ‘Koninklijk’. De woorden ‘Gebouw der' verdween van de gevel en werd vervangen door ‘Koninklijke’. In 1953 werden, ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de Jaarbeurs, bij de ingang vier gevelbeelden geplaatst, ontworpen door Pieter d’Hont.
Bij de opening van het gebouw werden door de Vereeniging van handel en Nijverheid van Utrecht 30 glas-in-loodramen aangeboden voor de hal (ontworpen door architect M.J. van der Vegt of N.J. van der Vecht uit Amstelveen) en uitgevoerd door de Utrechtse firma De Vos en Van Straaten.
InterieurAlle verdiepingen waren identiek aan elkaar met een brede rondgang met hieraan de 340 monsterkamers. Om de verdiepingen van elkaar te kunnen onderscheiden hadden ze allemaal een andere kleur. Snelliften leidden direct naar de bovenste verdieping.
Wordt over het uiterlijk de relatieve soberheid opgemerkt, anders is dat voor het inpandige café-restaurant Central, dat verpacht werd aan de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij uit Den Haag. Foto's laten strakke geometrische patronen zien, die onwillekeurig doen denken aan de vormgeving van het blad Wendingen. Het ontwerp van het interieur was van Jac. Jongert uit Rotterdam, met uitzondering van de betimmering en meubels, die door Tjeenk ontworpen waren. Het werd in de Arnhemsche Courant omschreven als een ‘symphonie van rood en blauw met paars, waaromtrent de sonaten kunnen verschillen, doch die iets zeer aparts heeft. (…) Vooral de eetzaal met haar gebrandschilderd bovenlicht, dat ons de planeten vertoont en haar geschilderde wanden, waar de vier elementen den ouden, mitsgaders de handel en de wijsheid zijn afgebeeld, maakt een zeer modernen indruk’. De Tijd sprak van "'een uiterst moderne en kleurige gezelligheid. (…) Het decoratief doet eerst duizelend aan. Een kaleidsocoop met zulke kleuren! Toch voelt men zich er weldra op z’n gemak en vooral ’s avonds dringt de rust van al die kleurschakelingen tot ons door, wanneer de artistieke lampen en lampjes met weifelend licht de groote zaal in een paars-rooden lichtmist hullen’.
Het Centrum was even enthousiast. "De rust wordt gebracht door de ornamenteering in groote vlakken met hoofdkleuren blauw-groen-rood; de gezelligheid en intimiteit wordt geschapen door het toepassen van meestal zachte en gedempte kleuren. De eenheid van kleur en ornamenteering – al zijn dan de variaties niet uitgesloten – is behouden ook bij het kleed op de vloer, de dekking der stoelen en faateuils, de tafelkleeden en gordijnen. De groote eetzaal, welke gedekt is door warm gebrandschilderd glas, de planeten voorstellend en waarin op de lange wanden slechts ’n paar symbolieke figuren zijn aangebracht, wint het wel in artistieke uitvoering. Maar de kleine restauratiezaal aan den Vreeburgkant en het café en de tearoom, met de bekleede tafeltjes, de gezellige armstoelen, de breed omkapte electrische lampen en wanddecoratie hebben in de stemmige paars-blauwe hoofdkleur het zelfde deftige cachet."
In het trappenhuis hing een bronzen plaquette met de beeltenis van W.A. Van Zijst, de eerste voorzitter van de Raad van beheer van de Jaarbeurs.
Wordt over het uiterlijk de relatieve soberheid opgemerkt, anders is dat voor het inpandige café-restaurant Central, dat verpacht werd aan de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij uit Den Haag. Foto's laten strakke geometrische patronen zien, die onwillekeurig doen denken aan de vormgeving van het blad Wendingen. Het ontwerp van het interieur was van Jac. Jongert uit Rotterdam, met uitzondering van de betimmering en meubels, die door Tjeenk ontworpen waren. Het werd in de Arnhemsche Courant omschreven als een ‘symphonie van rood en blauw met paars, waaromtrent de sonaten kunnen verschillen, doch die iets zeer aparts heeft. (…) Vooral de eetzaal met haar gebrandschilderd bovenlicht, dat ons de planeten vertoont en haar geschilderde wanden, waar de vier elementen den ouden, mitsgaders de handel en de wijsheid zijn afgebeeld, maakt een zeer modernen indruk’. De Tijd sprak van "'een uiterst moderne en kleurige gezelligheid. (…) Het decoratief doet eerst duizelend aan. Een kaleidsocoop met zulke kleuren! Toch voelt men zich er weldra op z’n gemak en vooral ’s avonds dringt de rust van al die kleurschakelingen tot ons door, wanneer de artistieke lampen en lampjes met weifelend licht de groote zaal in een paars-rooden lichtmist hullen’.
Het Centrum was even enthousiast. "De rust wordt gebracht door de ornamenteering in groote vlakken met hoofdkleuren blauw-groen-rood; de gezelligheid en intimiteit wordt geschapen door het toepassen van meestal zachte en gedempte kleuren. De eenheid van kleur en ornamenteering – al zijn dan de variaties niet uitgesloten – is behouden ook bij het kleed op de vloer, de dekking der stoelen en faateuils, de tafelkleeden en gordijnen. De groote eetzaal, welke gedekt is door warm gebrandschilderd glas, de planeten voorstellend en waarin op de lange wanden slechts ’n paar symbolieke figuren zijn aangebracht, wint het wel in artistieke uitvoering. Maar de kleine restauratiezaal aan den Vreeburgkant en het café en de tearoom, met de bekleede tafeltjes, de gezellige armstoelen, de breed omkapte electrische lampen en wanddecoratie hebben in de stemmige paars-blauwe hoofdkleur het zelfde deftige cachet."
In het trappenhuis hing een bronzen plaquette met de beeltenis van W.A. Van Zijst, de eerste voorzitter van de Raad van beheer van de Jaarbeurs.
Bronnen
Ir. J. De Bie Leuveling Tjeenk, ‘De Jaarbeurs-gebouwen te Utrecht’. In: Bouwkundig Weekblad, nr. 52, 28 december 1918.
Algemeen Handelsblad 18 februari 1920.
Arnhemsche Courant, 5 september1921.
Bredasche Courant, 7 september 1921.
De Maasbode, 7 september 1921.
De Sumatra-Post, 9 april 1920.
De Tijd, 6 september 1921.
De Tijd, 7 september 1921.
Haagsche Courant, 5 september 1921.
Het Centrum, 5 september 1921.
Het-Vaderland, 5 september 1921.
Ingezonden door Marcel Westhoff
Professionele of persoonlijke bandIk zag dit gebouw - dat ik helemaal niet kende - voorbijkomen op archiefbeelden. De sierlijke gevelletters, de torenachtige hoekoplossing en de dakpannen als gevelbekleding vielen direct op.
Gerelateerde objecten