Details
Naam
Restaurant Bordelaise (vm), Leidsestraat 67-71, Amsterdam
Aantal afbeeldingen: 32
IntroductieOoit zat hier het elegante restaurant 'Bordelaise'.
AdresLeidsestraat 67-71
Postcode(s)1017 NX
PlaatsAmsterdam
LandNederland
Vervaardiger G.A. Roobol (Architect)
Datum1926
Huidige staatDeels uitgebreid of vernieuwd (nieuwbouw)
Huidige eigenaarParticuliere eigenaar
Oorspronkelijke functieRestaurant
Huidige functieGemengde bestemming: woningen en kantoor- of werkruimtes
Type objectGeen beschermde status, Gebouw
AchtergrondIn 1925 diende de NV van Goethem en Neuteboom's Buffetten Maatschappij een aanvraag in tot sloop van drie percelen in de Leidsestraat en Kerkstraat en bouw van een café-restaurant met woning en bergruimte. Aan de Kerkstraat kwamen kantoor en keuken. Architect Roobol maakte het ontwerp van de gevel en de constructie, nadrukkelijk niet van het interieur.
Vanaf 1926 was hier café-restaurant Bordelaise gevestigd, wat gezien de omvang van het pand een groot etablissement moet zijn geweest.
Bordelaise was geen lang leven beschoren, ondanks de Russische avonden "met balalaika-orkest" die er vaak werden gegeven. Het pand kwam door de crisis begin jaren 30 leeg te staan.
In 1937 werd Roobol echter door een nieuwe eigenaar ingeschakeld om zowel de gevel te herzien als een compleet nieuw interieur te ontwerpen. Het pand werd toen ook doorgetrokken naar Kerkstraat 50-52, waar een "Hongaarsch" restaurant werd gevestigd. De naam werd veranderd in Hungaria en het geheel werd een soort ambassade voor de Hongaarse cultuur. Het pand werd feestelijk heropend maar in 1939 werd het restaurant al weer gesloten.
Vanaf 1926 was hier café-restaurant Bordelaise gevestigd, wat gezien de omvang van het pand een groot etablissement moet zijn geweest.
Bordelaise was geen lang leven beschoren, ondanks de Russische avonden "met balalaika-orkest" die er vaak werden gegeven. Het pand kwam door de crisis begin jaren 30 leeg te staan.
In 1937 werd Roobol echter door een nieuwe eigenaar ingeschakeld om zowel de gevel te herzien als een compleet nieuw interieur te ontwerpen. Het pand werd toen ook doorgetrokken naar Kerkstraat 50-52, waar een "Hongaarsch" restaurant werd gevestigd. De naam werd veranderd in Hungaria en het geheel werd een soort ambassade voor de Hongaarse cultuur. Het pand werd feestelijk heropend maar in 1939 werd het restaurant al weer gesloten.
BeschrijvingDe bakstenen gevel had een sterke Amsterdamse School-uitstraling, waarvan vandaag de dag niet veel meer over is. Het is een van de hoogste gebouwen in dit deel van de Leidsestraat en moet grote elegantie hebben uitgestraald. De gevel was gelijkstraats in blauwe müsschelkalk uitgevoerd. Grote schuiframen konden geheel in de kelder schuiven en waren gemaakt van een stalen kern met bronsbekleding. Links boven de ingang bevond zich een lantaarn met de naam van het restaurant. Er was ook een beeldhouwwerkje van A.M. Stolz opgenomen. De gevelsteen was een kleurig hardgrauw van Opijne. Het verticale accent aan de gevel was bedoeld voor de ventilatie. De kleine ramen hiernaast correspondeerden met de kleine ruimten grenzend aan de grote zalen.
De architect schreef er een paar regels over in het Bouwkundig Weekblad (nummer 40, 1926). De begane grond en de twee verdiepingen waren als restaurant ingericht. Daarboven was de woning van de gérant ondergebracht, evenals diverse droogzolders.
Een paar maanden na de bouw gaf prof. ir. J.G. Wattjes in Het Bouwbedrijf van 10 december 1926 een uitgebreidere beschrijving. Hieraan werd een aantal illustraties toegevoegd, waaronder een begeerd "Bijvoegsel" met een hoge kwaliteit foto van de ingang, gedrukt op dik papier. De illustraties zijn bij deze bijdrage op Wendingen gevoegd.
Wattjes schreef: "De Leidschestraat te Amsterdam is door architect G.A. Roobol verrijkt met een uitstekend geslaagden gevel voor het restaurant 'Bordelaise'. Niet ieder gebouw leent zich er toe de bestemming duidelijk in de uitwendige verschijning tot uitdrukking te brengen; met een restaurant is dit echter wel het geval en het is den architect zeer goed gelukt bij dit gebouw de bestemming te typeren. De gevel vertoont het prettige harmonische contrast van levendigheid en rust. Het silhouet doet vooral van de zijde van de Kerkstraat gezien uitstekend. De rust is verkregen door de horizontale binding der restaurant-ramen en der breede ramen op de verdieping. De ingangspartij met de rustige overgekraagde spitsboogvormige afsluiting, het zware uitnoodigende, eenigszins uitgekraagde latei en de duidelijke en fraaie opschriften in siersmeedwerk is m.i. eveneens zeer goed geslaagd. Een zeer goede vinding is het gevellicht, links van den ingang boven het latei, dat een diffuus licht op den gevel en in het bijzonder op de opschriften werpt. Dit is een zeer gelukkige variant op de lichtreclamebakken, die wel eenigszins afgezaagd beginnen te worden, nu haast geen enkele nieuwe winkelpui een dergelijk electrisch uithangbord mist. De hier toegepaste oplossing heeft het voordeel, dat bij avond niet de lichtbak, doch juist het gebouw de aandacht trekt, terwijl het opschrift duidelijk zichtbaar is.
De even gebogen, op de uitkraging van het latei rustende, muurverzwaring, die de ingangspartij markeert en de pittig daartegen geplaatste en sprekend omlijste ramen in deze gevel geven het levendig aspect aan dezen gevel. De sokkel is uitgevoerd in blauwe muschelkalk-steen, het overige gedeelte van den gevel is opgemetseld van kleurig handgrauwe handvorm-steen van Opijne. Het dak is gedekt met zwarte Romaanse pannen. De restaurant-ramen gelijkstraats zijn gemaakt van een stalen kernconstructie met bronsbekleeding; het bovenlicht hierboven is van grenenhout en leerkleurig geschilderd. De overige ramen zijn geschilderd in gebroken wit. Eenigszins als tegenwicht tegenover het gevellicht is links van de restaurant-ramen van den beganen grond als accent een statig beeldhouwwerk van den beeldhouwer A.M. Stolz aangebracht. Boven den ingang is eenvoudig ondoorzichtig glas in lood geplaatst.
Dat de Leidschestraat dezen fraaien gevel heeft gekregen is te danken aan de bemoeiïng van de Schoonheidscommissie. Het geheele gebouw was eerst rechtstreeks aan een bouwondernemer opgedragen, die voor zijn gevel-ontwerpen geen goedkeuring van de Schoonheidscommissie heeft verkregen. Dit was voor de opdrachtgevers aanleiding om aan architect Roobol het ontwerpen van den gevel op te dragen. Hoezeer dit enerzijds tot verheuging strekt, zoo is het toch anderzijds zeer te betreuren, dat niet het gehele werk in architectonisch volledig bevoegde handen is gekomen. Deze karaktervolle pui staat nu voor een karakterloos, nuchter en banaal interieur" (Het Bouwbedrijf, 10 december 1926, blz. 489-491)
Hoezeer de smaak twaalf jaar later was veranderd, blijkt wel uit een artikel van Wattjes in Het Bouwbedrijf van 15 april 1938. Dit werd gepubliceerd naar aanleiding van de verbouwing van het gehele pand, opnieuw door architect Roobol. Ook al schrijft Wattjes dat aan de gevel slecht "een kleine wijziging" werd aangebracht, een foto laat zien dat het karakter van de ingangspartij totaal werd veranderd. Wattjes schrijft daarover, terugblikkend op wat wij tegenwoordig de 'Amsterdamse School' noemen: "De toen nog in Amsterdam zeer op den voorgrond tredende architectuur-opvatting was zeer levendig met eenige neiging tot het wilde, zeer speelsch met eenige neiging tot het gezocht. Architectonisch Amsterdam is kalmer, de architect is inmiddels ouder geworden. Is het wellicht aan deze beide factoren te danken, dat juist een der meest speelsche elementen van de gevel, de ingangspartij, bij deze verbouwing in versoberder en kalmere, voornamere richting veranderd is?". Verder schrijft Wattjes dat het over de drie onderramen aan één stuk doorlopende bovenlicht is vervangen door drie stalen uitgebouwde vitrines. Al met al is Wattjes van mening dat het gelijkstraatse gedeelte "ook thans nog, nu men meer waarde aan strengheid en rust toekent, de geheele gevel een goeden waardigen en aangenamen indruk maakt."
De architect schreef er een paar regels over in het Bouwkundig Weekblad (nummer 40, 1926). De begane grond en de twee verdiepingen waren als restaurant ingericht. Daarboven was de woning van de gérant ondergebracht, evenals diverse droogzolders.
Een paar maanden na de bouw gaf prof. ir. J.G. Wattjes in Het Bouwbedrijf van 10 december 1926 een uitgebreidere beschrijving. Hieraan werd een aantal illustraties toegevoegd, waaronder een begeerd "Bijvoegsel" met een hoge kwaliteit foto van de ingang, gedrukt op dik papier. De illustraties zijn bij deze bijdrage op Wendingen gevoegd.
Wattjes schreef: "De Leidschestraat te Amsterdam is door architect G.A. Roobol verrijkt met een uitstekend geslaagden gevel voor het restaurant 'Bordelaise'. Niet ieder gebouw leent zich er toe de bestemming duidelijk in de uitwendige verschijning tot uitdrukking te brengen; met een restaurant is dit echter wel het geval en het is den architect zeer goed gelukt bij dit gebouw de bestemming te typeren. De gevel vertoont het prettige harmonische contrast van levendigheid en rust. Het silhouet doet vooral van de zijde van de Kerkstraat gezien uitstekend. De rust is verkregen door de horizontale binding der restaurant-ramen en der breede ramen op de verdieping. De ingangspartij met de rustige overgekraagde spitsboogvormige afsluiting, het zware uitnoodigende, eenigszins uitgekraagde latei en de duidelijke en fraaie opschriften in siersmeedwerk is m.i. eveneens zeer goed geslaagd. Een zeer goede vinding is het gevellicht, links van den ingang boven het latei, dat een diffuus licht op den gevel en in het bijzonder op de opschriften werpt. Dit is een zeer gelukkige variant op de lichtreclamebakken, die wel eenigszins afgezaagd beginnen te worden, nu haast geen enkele nieuwe winkelpui een dergelijk electrisch uithangbord mist. De hier toegepaste oplossing heeft het voordeel, dat bij avond niet de lichtbak, doch juist het gebouw de aandacht trekt, terwijl het opschrift duidelijk zichtbaar is.
De even gebogen, op de uitkraging van het latei rustende, muurverzwaring, die de ingangspartij markeert en de pittig daartegen geplaatste en sprekend omlijste ramen in deze gevel geven het levendig aspect aan dezen gevel. De sokkel is uitgevoerd in blauwe muschelkalk-steen, het overige gedeelte van den gevel is opgemetseld van kleurig handgrauwe handvorm-steen van Opijne. Het dak is gedekt met zwarte Romaanse pannen. De restaurant-ramen gelijkstraats zijn gemaakt van een stalen kernconstructie met bronsbekleeding; het bovenlicht hierboven is van grenenhout en leerkleurig geschilderd. De overige ramen zijn geschilderd in gebroken wit. Eenigszins als tegenwicht tegenover het gevellicht is links van de restaurant-ramen van den beganen grond als accent een statig beeldhouwwerk van den beeldhouwer A.M. Stolz aangebracht. Boven den ingang is eenvoudig ondoorzichtig glas in lood geplaatst.
Dat de Leidschestraat dezen fraaien gevel heeft gekregen is te danken aan de bemoeiïng van de Schoonheidscommissie. Het geheele gebouw was eerst rechtstreeks aan een bouwondernemer opgedragen, die voor zijn gevel-ontwerpen geen goedkeuring van de Schoonheidscommissie heeft verkregen. Dit was voor de opdrachtgevers aanleiding om aan architect Roobol het ontwerpen van den gevel op te dragen. Hoezeer dit enerzijds tot verheuging strekt, zoo is het toch anderzijds zeer te betreuren, dat niet het gehele werk in architectonisch volledig bevoegde handen is gekomen. Deze karaktervolle pui staat nu voor een karakterloos, nuchter en banaal interieur" (Het Bouwbedrijf, 10 december 1926, blz. 489-491)
Hoezeer de smaak twaalf jaar later was veranderd, blijkt wel uit een artikel van Wattjes in Het Bouwbedrijf van 15 april 1938. Dit werd gepubliceerd naar aanleiding van de verbouwing van het gehele pand, opnieuw door architect Roobol. Ook al schrijft Wattjes dat aan de gevel slecht "een kleine wijziging" werd aangebracht, een foto laat zien dat het karakter van de ingangspartij totaal werd veranderd. Wattjes schrijft daarover, terugblikkend op wat wij tegenwoordig de 'Amsterdamse School' noemen: "De toen nog in Amsterdam zeer op den voorgrond tredende architectuur-opvatting was zeer levendig met eenige neiging tot het wilde, zeer speelsch met eenige neiging tot het gezocht. Architectonisch Amsterdam is kalmer, de architect is inmiddels ouder geworden. Is het wellicht aan deze beide factoren te danken, dat juist een der meest speelsche elementen van de gevel, de ingangspartij, bij deze verbouwing in versoberder en kalmere, voornamere richting veranderd is?". Verder schrijft Wattjes dat het over de drie onderramen aan één stuk doorlopende bovenlicht is vervangen door drie stalen uitgebouwde vitrines. Al met al is Wattjes van mening dat het gelijkstraatse gedeelte "ook thans nog, nu men meer waarde aan strengheid en rust toekent, de geheele gevel een goeden waardigen en aangenamen indruk maakt."
InterieurHet café-restaurant was door de firma Z. Deenik & Zn in eigen beheer uitgevoerd. Wattjes kraakte in 1926 het interieur af als "karakterloos, nuchter en banaal". Ook Roobol nam duidelijk afstand van het interieur en verklaarde in 1926 expliciet dat hij alleen het exterieur had ontworpen.
Toen het restaurant in 1937 een nieuwe uitbater kreeg, mocht Roobol zich alsnog met het interieur bemoeien. In de Maasbode van 20 december 1937 is te lezen hoe dit er uit kwam te zien: "Het plafond van de eerste verdieping is ten deele weggebroken, zodat daar een ruim balcon is ontstaan met vele gezellige "zitjes". Bovendien is op dezelfde wijze tusschen den beganen grond en de eerste verdieping een entresol geconstrueerd. De heer G.A. Roobol, de architect, heeft een der wanden geheel met spiegels bekleed, waardoor de zaal tweemaal zo groot lijkt, dan zij werkelijk is. In het midden van de zaal, die indirect verlicht wordt met neonbuizen in de Hongaarsche kleuren, groen en rood, en die verder geheel gestoffeerd is met stoeltjes bekleed met dezelfde kleuren, bevindt zich een automatisch verstelbaar podium, waarop zigeunerorkesten zullen optreden. Des zomers zal de zaal direct van de straat af te betreden zijn." Verder vermeldt het artikel nog dat op de tussenverdieping "een kleine, intieme bodega" is ingericht.
Ook Wattjes gaf in Het Bouwbedrijf van 15 april 1938 een uitgebreide beschrijving van het interieur en voegde foto's toe. Het interieur zou vandaag de dag als buitengewoon waardevol beschouwd worden en beslist op de monumentenlijst staan. Van Amsterdamse School is natuurlijk geen sprake. Wattjes refereert aan Parijs. Opvallend zijn de gehanteerde ellipsvormen en wandschilderingen van Peter den Beste met figuren ontleend aan de Hongaarse landbouw en nijverheid. "In aansluiting met den elliptischen vorm van muziekpodium en galerijranden zijn de koven der verlichting ook in elliptischen vorm aangebracht. Zoowel de plafonds onder de galerijen, als het doorloopende plafond boven het geheele café-complext vertoonen daardoor golflijnen, die tegen de plafonds elliptische bogen beschrijven (...)" schrijft Wattjes, die het heeft over een "belangrijke aanwinst voor het vermakelijkheidsleven van de hoofdstad". Een woord van lof is er voor de leider van het nieuwe bedrijf en voor de architect, "die hier, kennisnemend van de Parijsche behagelijkheidssfeer in de groote café-restaurantzaal daarvan toch een typisch Nederlandsche, men mag thans nog wel zeggen een typische Amsterdamsche bewerking gaf, terwijl hij op gelukkige wijze door medewerking van goede Hongaarsche kunstenaars in de kleinere speciale restaurant-afdeeling een typisch uitheemsche sfeer tot stand wist te doen komen."
Toen het restaurant in 1937 een nieuwe uitbater kreeg, mocht Roobol zich alsnog met het interieur bemoeien. In de Maasbode van 20 december 1937 is te lezen hoe dit er uit kwam te zien: "Het plafond van de eerste verdieping is ten deele weggebroken, zodat daar een ruim balcon is ontstaan met vele gezellige "zitjes". Bovendien is op dezelfde wijze tusschen den beganen grond en de eerste verdieping een entresol geconstrueerd. De heer G.A. Roobol, de architect, heeft een der wanden geheel met spiegels bekleed, waardoor de zaal tweemaal zo groot lijkt, dan zij werkelijk is. In het midden van de zaal, die indirect verlicht wordt met neonbuizen in de Hongaarsche kleuren, groen en rood, en die verder geheel gestoffeerd is met stoeltjes bekleed met dezelfde kleuren, bevindt zich een automatisch verstelbaar podium, waarop zigeunerorkesten zullen optreden. Des zomers zal de zaal direct van de straat af te betreden zijn." Verder vermeldt het artikel nog dat op de tussenverdieping "een kleine, intieme bodega" is ingericht.
Ook Wattjes gaf in Het Bouwbedrijf van 15 april 1938 een uitgebreide beschrijving van het interieur en voegde foto's toe. Het interieur zou vandaag de dag als buitengewoon waardevol beschouwd worden en beslist op de monumentenlijst staan. Van Amsterdamse School is natuurlijk geen sprake. Wattjes refereert aan Parijs. Opvallend zijn de gehanteerde ellipsvormen en wandschilderingen van Peter den Beste met figuren ontleend aan de Hongaarse landbouw en nijverheid. "In aansluiting met den elliptischen vorm van muziekpodium en galerijranden zijn de koven der verlichting ook in elliptischen vorm aangebracht. Zoowel de plafonds onder de galerijen, als het doorloopende plafond boven het geheele café-complext vertoonen daardoor golflijnen, die tegen de plafonds elliptische bogen beschrijven (...)" schrijft Wattjes, die het heeft over een "belangrijke aanwinst voor het vermakelijkheidsleven van de hoofdstad". Een woord van lof is er voor de leider van het nieuwe bedrijf en voor de architect, "die hier, kennisnemend van de Parijsche behagelijkheidssfeer in de groote café-restaurantzaal daarvan toch een typisch Nederlandsche, men mag thans nog wel zeggen een typische Amsterdamsche bewerking gaf, terwijl hij op gelukkige wijze door medewerking van goede Hongaarsche kunstenaars in de kleinere speciale restaurant-afdeeling een typisch uitheemsche sfeer tot stand wist te doen komen."
Recente ontwikkelingenVandaag de dag - na vermoedelijk meerdere verbouwingen - is de gevelindeling nog ongeveer aanwezig maar er is wel heel veel van de oorspronkelijke schoonheid verloren gegaan. Zo is de begane grond een grote winkelruit met ingang geworden en de fraaie ingang rechts is volledig gewijzigd. Het grootste deel van die ingang is eenvoudigweg dichtgemetseld, de spitsboog en het glas-in-loodraam zijn verdwenen. De ramen van het trappenhuis op de verdiepingen zijn zielloos functioneel geworden. Ze zijn zelfs verplaatst naar het midden van dit geveldeel en verloren hun ladders en karakteristieke houten omlijsting.
Bronnen
Het Bouwbedrijf, uitgave (10 december 1926).
Bouwkundig Weekblad, nummer 40, 1926.
Moderne Bouwkunst in Nederland nr 18, Gebouwen voor Amusement en Ontspanning, (1932).
Het Bouwbedrijf, uitgave (15 april 1938).
Ingezonden door Gert-Jan Lobbes
Professionele of persoonlijke bandGebouwen van Roobol in Amsterdamse School-stijl zijn zeldzaam. Helaas is wat er rest van het pand in de Leidsestraat nauwelijks nog bijzonder te noemen. De geschiedenis van Bordelaise en later Hungaria is gelukkig behoorlijk goed te reconstrueren aan de hand van foto's en beschrijvingen. De reconstructie was voor mij een pad van verrassingen.
Gerelateerde objecten