Details
Naam
Directiekantoor Bouwens & Vorkink, Herengracht 109, Amsterdam
Aantal afbeeldingen: 16
IntroductiePrachtige ontdekking in de grachtengordel. Nu nog de restauratie van dit waardevolle interieur.
AdresHerengracht 109
Postcode(s)1015 BE
PlaatsAmsterdam
LandNederland
Vervaardiger Pieter Vorkink (Architect)
Jacobus Wormser (Architect)
Jacobus Wormser (Architect)
Datum1918
OpdrachtgeverBouwens & Vorkink
Huidige eigenaarStichting Diogenes
AchtergrondHerengracht 109 is een in de kern 17e eeuws dubbel huis. Sinds 1770 heeft het een lijstgevel met rechte lijst en groot driehoekig fronton met vroege Lodewijk XVI-versieringen. In 1917 werd het pand met bestemming "magazyn en woning" gekocht door de handelsfirma Bouwens & Vorkink, die op de hoofdverdieping een kantoor vestigde.
De handelsfirma Bouwens & Vorkink behoorde aan Christiaan Vorkink, de broer van architect Pieter Vorkink. Bureau Vorkink & Wormser kreeg in april 1918 opdracht om de kelder, begane grond, eerste verdieping en zolder te verbouwen.
Het pand is eigendom van Stichting Diogenes, in 1960 opgericht door kunstenaar en monumentenbeschermer Geurt Brinkgreve (1917-2005).
De handelsfirma Bouwens & Vorkink behoorde aan Christiaan Vorkink, de broer van architect Pieter Vorkink. Bureau Vorkink & Wormser kreeg in april 1918 opdracht om de kelder, begane grond, eerste verdieping en zolder te verbouwen.
Het pand is eigendom van Stichting Diogenes, in 1960 opgericht door kunstenaar en monumentenbeschermer Geurt Brinkgreve (1917-2005).
BeschrijvingOp de hoofdverdieping betreedt men via de voordeur een lange gang. Links voor bevond zich het kantoor voor het personeel, links achterin de wachtkamer. Het kantoor van de directie bevond zich rechts.
Blikvanger van de directiekamer is de smeedijzeren haard.
Met zijn grillige krullen een meesterwerk van de Amsterdamse School. Deze haard vertoont overeenkomsten met de haard in ’t Reigersnest in Oostvoorne.
Het interieur heeft een vrij statige uitstraling, maar is toch eenvoudig te noemen. De gebruikte materialen (eikenhout, triplex) zijn ook zeker niet kostbaar, maar eenvoudig.
De wanden van de kamer zijn voorzien van een houten lambriseringen met stoffen panelen in omlijstingen. De originele stof uit de panelen is verloren gegaan. De achterwand wordt ingenomen door een ingebouwde wandkast. Het onderste deel hiervan bestaat uit een kast met twee langwerpige deuren, waarop donker gelakte houten delen zijn aangebracht die zich als stralen uit het centrum verdelen. De ruimte boven de wandkast is voorzien van schuifbare spiegeldeuren, maar is waarschijnlijk open geweest, waardoor de kast diende als dressoir.
Links van de inbouwkast is een hoge smalle kast ingebouwd, voorzien van twee deuren. Deze worden gekenmerkt door driehoekige motieven in het centrum, voorzien van zijde. Het was mogelijk een garderobekast.
Het bovenste deel van de achterwand bestaat uit zeven staande glas-in-loodraampjes. Deze voorzien het erachter gelegen trappenhuis van (enig) licht. Aan de grachtzijde is sprake van zes gelijksoortige raampjes. De raampjes bevatten twee voorstellingen waarvan de betekenis onduidelijk is. Het lijkt te gaan om zwaardachtige vormen in een kleurige omgeving van bloemen of planten. Met enige fantasie is een, sterk geabstraheerde, staande figuur met hoofdtooi te zien. Deze zou in mantels gehuld zijn, waarbij de onderkant van de mantel afwisselend geopend en gesloten is. De oosterse invloed in de ramen is onmiskenbaar, maar van invloed van de Amsterdamse School lijkt geen sprake, ondanks dat de ramen duidelijk herkenbaar uit het interbellum zijn. Wie de ontwerper van de ramen is, is niet bekend.
De toegangsdeur van de kamer vertoont gelijksoortige motieven als de kastdeuren. Aan de bovenzijde van het deurkozijn is een houten rand met een licht golvend motief aangebracht. Dit motief keert in iets andere vorm terug rond de glas-in-loodramen.
De eikenhouten vloer van de ruimte is nog oorspronkelijk.
Naast de kachel geeft een trapje toegang tot de naastgelegen ruimte. Het trapje is veel te groot en de doorbraak is vermoedelijk pas gemaakt toen de kamer een woonkamer werd.
Blikvanger van de directiekamer is de smeedijzeren haard.
Met zijn grillige krullen een meesterwerk van de Amsterdamse School. Deze haard vertoont overeenkomsten met de haard in ’t Reigersnest in Oostvoorne.
Het interieur heeft een vrij statige uitstraling, maar is toch eenvoudig te noemen. De gebruikte materialen (eikenhout, triplex) zijn ook zeker niet kostbaar, maar eenvoudig.
De wanden van de kamer zijn voorzien van een houten lambriseringen met stoffen panelen in omlijstingen. De originele stof uit de panelen is verloren gegaan. De achterwand wordt ingenomen door een ingebouwde wandkast. Het onderste deel hiervan bestaat uit een kast met twee langwerpige deuren, waarop donker gelakte houten delen zijn aangebracht die zich als stralen uit het centrum verdelen. De ruimte boven de wandkast is voorzien van schuifbare spiegeldeuren, maar is waarschijnlijk open geweest, waardoor de kast diende als dressoir.
Links van de inbouwkast is een hoge smalle kast ingebouwd, voorzien van twee deuren. Deze worden gekenmerkt door driehoekige motieven in het centrum, voorzien van zijde. Het was mogelijk een garderobekast.
Het bovenste deel van de achterwand bestaat uit zeven staande glas-in-loodraampjes. Deze voorzien het erachter gelegen trappenhuis van (enig) licht. Aan de grachtzijde is sprake van zes gelijksoortige raampjes. De raampjes bevatten twee voorstellingen waarvan de betekenis onduidelijk is. Het lijkt te gaan om zwaardachtige vormen in een kleurige omgeving van bloemen of planten. Met enige fantasie is een, sterk geabstraheerde, staande figuur met hoofdtooi te zien. Deze zou in mantels gehuld zijn, waarbij de onderkant van de mantel afwisselend geopend en gesloten is. De oosterse invloed in de ramen is onmiskenbaar, maar van invloed van de Amsterdamse School lijkt geen sprake, ondanks dat de ramen duidelijk herkenbaar uit het interbellum zijn. Wie de ontwerper van de ramen is, is niet bekend.
De toegangsdeur van de kamer vertoont gelijksoortige motieven als de kastdeuren. Aan de bovenzijde van het deurkozijn is een houten rand met een licht golvend motief aangebracht. Dit motief keert in iets andere vorm terug rond de glas-in-loodramen.
De eikenhouten vloer van de ruimte is nog oorspronkelijk.
Naast de kachel geeft een trapje toegang tot de naastgelegen ruimte. Het trapje is veel te groot en de doorbraak is vermoedelijk pas gemaakt toen de kamer een woonkamer werd.
Recente ontwikkelingenIn 2020 was de hoop dat het interieur gerestaureerd zou gaan worden door een deskundige timmerman. Navraag in mei 2024 leerde, dat het interieur niet is gerestaureerd. De in 2020 lege ruimtes worden weer bewoond, net als voorheen.
Ingezonden door Gert-Jan Lobbes
Professionele of persoonlijke bandDank aan Walther Schoonenberg van de Vereniging Amsterdamse Binnenstad VVAB voor de uitnodiging om de ruimte te bekijken en te fotograferen.
Gerelateerde objecten